„AIVD niet schuldig aan dood Van Gogh”
Voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) was de moord op Theo van Gogh een „enorme schok”, maar tegelijkertijd „geen verrassing.” Volgens topman S. van Hulst valt het de dienst niet aan te rekenen dat de aanslag op 2 november niet kon worden voorkomen.
In Den Haag presenteerde Van Hulst donderdag het jaarverslag van de AIVD over 2004. Dat was een jaar waarin de veiligheidsdienst meer dan ooit onder vuur lag. De dienst zou te weinig hebben gedaan om de moord op Van Gogh te voorkomen en zou sowieso te weinig greep hebben op de terreurdreiging. Zelfs publieke ambtsdragers, waaronder burgemeesters, lieten zich veelvuldig in kritische bewoordingen uit over het werk van de AIVD.
Van Hulst bevestigde donderdag dat hij en zijn medewerkers de afgelopen tijd vaak „beschuldigingen, valse beelden en fantasieën” moesten slikken „waarop we niet kunnen reageren.” Het hoort wat hem betreft een beetje bij het „onrustige gevoel” in de samenleving. De AIVD-topman wees erop dat reconstructies en onderzoeken de fouten in de beeldvorming hebben hersteld. „De vinger kan niet worden gericht naar de AIVD.”
Dat geldt ook voor de „gruwelijke moord op Theo van Gogh” die 2004 volgens het AIVD-jaarverslag „gebrandmerkt” heeft. Ondanks de vele aanwijzingen dat Mohammed B. radicaliseerde, behoorde hij niet tot de harde kern van gevaarlijke radicale moslims. De kern van de zogenaamde Hofstadgroep bestaat volgens Van Hulst uit mensen die in het buitenland trainingen hebben gevolgd. B. behoorde daar niet toe.
De getuige die sinds woensdag beweert dat hij de AIVD van tevoren heeft gewaarschuwd, is volgens Van Hulst een fantast. Het AIVD-hoofd heeft het openbaar ministerie gevraagd „de scherpte van dit getuigenis nog eens heel goed te onderzoeken, om te kijken of de bewering van deze man daadwerkelijk gestaafd is op meer dan een alleen maar een door hem zelf gestelde verklaring.” De AIVD weet niets van een waarschuwing.
De moord op Van Gogh laat volgens Van Hulst zien dat het „dreigingsbeeld” van het islamistisch terrorisme is verschoven. Minder dan voorheen komt het gevaar direct van internationale netwerken, maar meer van eigen bodem. Ook het doelwit is verschoven; van massale aanslagen als die in Madrid en New York naar individuele acties gericht tegen hooguit enkele personen. „Daarbij is de kans op ontdekking veel kleiner.”
De AIVD signaleert een verdergaande religieuze radicalisering van moslimjongeren. Onder invloed van een orthodoxe interpretatie van de islam zonderen zij zich van de samenleving af en worden dan soms „vatbaar voor rekrutering voor de jihad.” Samen vormen zij verschillende netwerken, waarbij internet vaak een rol speelt. Het gaat niet om traditionele netwerken, maar veelal om incidentele groepen waarbinnen men elkaar soms niet eens kent.
Geheel nieuw is de vaststelling dat ook in de Turkse gemeenschap sprake lijkt te zijn van radicalisering. Volgens de AIVD omarmt een gering aantal Turkse Nederlanders het radicaal-islamitische gedachtegoed van het salafisme. Het gaat vooral om jongeren. Aan autochtone zijde doet radicalisering zich vooral voor bij de zogenaamde Lonsdale-jongeren, die volgens de dienst „een interessante rekruteringsgrond” vormen voor extreem rechts.
De AIVD zelf zal de komende jaren met enkele honderden arbeidsplaatsen worden uitgebreid. Reden is onder meer de conclusie van de commissie-Havermans dat de dienst door alle aandacht voor het terrorisme voor andere zaken minder aandacht heeft dan in het verleden. Met de extra menskracht kan daaraan iets worden gedaan, denkt Van Hulst.