„Ik geloof, maar op mijn manier”
„Ik geloof in God, maar op mijn manier. Ik doe niemand kwaad, respecteer ieders geloof en sta voor iedereen open.”
Voor I. Dizdarevic-Mujabasic uit Gouda stond gisteren tijdens de zitting van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) één ding als een paal boven water: „Ik hoef niet christelijk te zijn om op De Goudse Waarden te kunnen werken.”
Voor het eerst in zijn 35-jarige loopbaan ziet rector A. Holster van de protestants-christelijke middelbare school uit Gouda zich genoodzaakt het personeelsbeleid te verdedigen. Samen met twee andere vertegenwoordigers van de school en advocaat mr. drs. S. O. Voogt is hij in Utrecht om zich te verdedigen tegen de beschuldiging van discriminatie door een afgewezen sollicitante. Haar verwijt: op grond waarvan mag een school een niet-belijdende moslima weigeren als roostermaker aan te nemen?
De plaatsvervangend commissievoorzitter, mr. A. C. Hendriks, doet er alles aan om tot de kern van het geschil door te dringen. Daarvoor moet hij regelmatig de meegekomen echtgenoot van de klaagster tot rust manen. De vragen die hij stelt, slaan continu op hetzelfde aambeeld: „Is de school consequent in haar beleid?” en: „Is de geloofseis die de school stelt noodzakelijk voor deze functie?”
Bovendien kijkt Hendriks niet alleen naar de eventuele papieren grondslag van de school. Hij graaft dieper. Een vraag aan Dizdarevic: „Hoe is de sfeer op school? Waaraan merkt u iets van de christelijke identiteit?”
De afgewezen sollicitante kan op die vraag een antwoord geven omdat ze al sinds september op De Goudse Waarden rondloopt. De school noemt het haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om allochtonen -zoals Dizdarevic- te helpen bij de inburgering. Daarom loopt ze momenteel mee op de afdeling administratie.
Dizdarevic ontkent niet dat de school christelijke waarden hanteert. Toch heeft ze genoeg kritische noten. Volgens haar doet de onderwijsinstelling regelmatig water bij de wijn. „Waarom mogen niet-gelovigen wel op de administratie werken? Zelfs de vorige roostermaker had geen christelijke achtergrond. Bovendien is de conciërge ook moslim. Hoe kan het dat de medezeggenschapsraad in eerste instantie zich ook nog per brief heeft beklaagd over de onduidelijkheid van het personeelsbeleid? En waarom is er in september niet over de identiteit gesproken?”
Het aannamebeleid is volgens Dizdarevic ook niet eenduidig: Als zich voor een bepaalde functie op school geen kandidaat meldt met een protestants-christelijke achtergrond, kijkt de directie of er iemand is met een rooms-katholieke achtergrond. Komt het water echt tot aan de lippen en zouden bijvoorbeeld examenkandidaten zonder economiedocent zitten, dan is het voldoende dat een sollicitant affiniteit heeft met het christelijke geloof.
De afgewezen sollicitante ziet dan ook niet in waarom er voor haar geen plaats is op De Goudse Waarden. „De school is niet consequent in haar identiteitsbeleid. Bovendien is de functie van roostermaker een puur technische. Wat maakt het voor het invoeren van gegevens in een computerprogramma uit of je christen of moslim bent?”
Bij monde van advocaat Voogt betoogt de school het tegendeel. Dizdarevic is in het kader van de inburgering hartelijk welkom, maar ze kan niet in vaste dienst komen. In personeelsadvertenties staat altijd dat van sollicitanten wordt gevraagd dat zij vanuit een persoonlijke overtuiging een bijdrage moeten kunnen leveren aan het christelijke karakter van de school.
Daarnaast blijkt volgens Voogt uit de statuten van De Goudse Waarden dat de school een bijzonder karakter heeft. Ook komen tijdens sollicitatiegesprekken altijd identiteitsvragen aan de orde. Van medewerkers wordt bovendien verwacht dat ze actief meewerken aan bepaalde vieringen met een christelijk karakter.
En of de geloofseis voor de functie van roostermaker geldt? Jazeker, zegt Voogt. „Anders dan op de centrale administratie heeft de roostermaker veelvuldig contact met leraren en leerlingen. Er is dus een objectiveerbare band tussen de grondslag en de functie-eis.”
Hendriks zegt beide partijen toe binnen acht weken uitspraak te doen. Daarbij zal hij uiteraard kijken naar eerdere oordelen in soortgelijke zaken.
Het is alleen voor het eerst dat een protestants-christelijke school te horen krijgt of hij deze principiële geloofseis mag stellen aan niet-onderwijzend personeel. Daarnaast is van belang of de commissie van mening is dat de school voldoende consequent is in haar identiteitsbeleid.
De rector van de school zegt aan het eind van de zitting in ieder geval respect te hebben voor Dizdarevic. „Maar uit de manier waarop ze over onze identiteit praat, blijkt dat ze er geen enkele affiniteit mee heeft. We zijn geen oecumenische school. Ons uitgangspunt is de verlossing door Jezus Christus.”
Dizdarevic glimlacht en zwijgt. Dankzij één e-mailtje naar de commissie moet De Goudse Waarden verantwoording van het beleid afleggen.