„Heenwijzing nodig naar heilszekerheid"
De puriteinen met hun zorg voor de aanvochten gelovigen waren –meer dan de reformatoren– bereid een onderscheid tussen objectieve en subjectieve zekerheid in hun preken te hanteren. Maar deze tegemoetkomingen hadden altijd de bedoeling de hoorders op te leiden tot heilszekerheid. Dat stelde ds. M. Goudriaan uit Lunteren zaterdag op de studiedag van de George Whitefieldstichting (GWS).
Op de studiedag, met als thema ”Kracht tot redding”, stond het belang van de heilszekerheid en de bevrijdende kracht van het Evangelie centraal. Ds. Goudriaan concentreerde zich in zijn lezing over de heilszekerheid bij de puriteinen op de gedachten van John Owen over dit onderwerp, bijzonder in zijn uitleg van Psalm 130.
Volgens de hervormde predikant betoogt Owen enerzijds dat zekerheid niet iets onbereikbaars is, „maar anderzijds erkent hij dat de volle zekerheid gemist kan worden terwijl er toch enige heilszekerheid aanwezig is. Owen zag dat zekerheid nooit een ongestoord bezit is, omdat de macht der zonde en de twijfel de gelovige parten spelen. Net als andere puriteinen, benadrukt Owen dat ieder naarstig de zekerheid moet najagen.”
Spanning
Ds. Goudriaan constateerde een spanning in het spreken van Owen over de zekerheid. Enerzijds benadrukt hij dat er in het geloof altijd een kiem van zekerheid is, anderzijds wil hij als gevolg van zijn pastorale instelling de aangevochtenen niet hard vallen.
Vervolgens bekeek ds. Goudriaan hoe bij de Schotse theologen Binning, Boston en Gray het onderwerp heilszekerheid behandeld werd.
Concluderend zei hij dat het onloochenbaar is dat de puriteinen vergeleken met de reformatoren wel compromissen wat betreft de zekerheid van het geloof aandurfden, maar die waren vanwege andere fronten onvermijdelijk. In confrontatie met de hoogkerkelijke anglicanen, die te veel plaats aan de onzekerheid gaven, zullen de puriteinen ook veel meer aandringen op heilszekerheid. „Vooral een diepe doorleving van de bijbelse leer van de rechtvaardiging door het geloof draagt bij aan heilszekerheid.”
Wout van Wijngaarden, voorganger van de evangelische gemeente Paulus in het Belgische Genk, stelde Handelingen 2 centraal. God had een intens verlangen bij mensen te wonen. Toen Zijn eigen Zoon met Zijn bloed de hemelse tabernakel binnenging, kwam er een opening dat God niet meer in één tabernakel of tempel, maar in duizenden en miljoenen tempels, namelijk mensenharten, Zijn intrek kon nemen.
In Handelingen 2 is sprake van de grootste ruil aller tijden: de aarde geeft het mooiste wat ze bezat, dat is Jezus, terug aan de hemel, terwijl de hemel de Heilige Geest op haar beurt als kostbaar geschenk teruggeeft aan de aarde. „Wat de heilszekerheid betreft, kan uit deze geschiedenis geconcludeerd worden: Wee die mens die het nu nog waagt de zekerheid uit de aarde te halen, of bij een bepaalde prediker te zoeken. Als het ganse Israël zeker moet weten dat de gekruisigde Jezus de Heere is, dan is ook duidelijk dat de oorsprong van de zekerheid in het gericht zijn op de hemel ligt. Groter contrast is niet denkbaar. Juist zij die Jezus gedood hebben, worden gezaligd. En juist hij die Jezus al vloekende verloochend heeft, is hier de prediker. Daarom is er geen enkele reden in de zondaar, alles is uit God.”
Lloyd-Jones
Jeroen Bol, bestuurslid van de Whitefieldstichting, belichtte het thema vanuit de commentaar van Martyn Lloyd-Jones op Romeinen 6. „Volgens Lloyd-Jones hebben de eerste tien verzen van Romeinen 6 helemaal niets met ervaring of levensheiliging te maken. Ook niet met het sacrament van de doop. Wel alles met de totale overwinning van Christus op het kruis. Elke ervaringsgerichte duiding schept verwarring, omdat het alleen over Christus en Zijn verlossingswerk gaat.”