Van rozenkrans tot Statenbijbel
Het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem richt de schijnwerpers deze zomer op geloof en bijgeloof in huis, tuin en keuken. De gebouwen in het park zijn omgedoopt tot zogenaamde ”Heilige Huisjes”. De tram staat klaar, gaat rijden. Van rozenkrans tot Statenbijbel, van harmonium tot wijwaterbakje.
Op een videoscherm in het entreepaviljoen komt een zegenende paus Johannes Paulus II in beeld. Refoscholieren stommelen met stoelen en een tafel.
Volgende beeld. Een joodse jongen doet zijn bar mitswa. Van de scholieren staan twee meisjes op. Ze passeren een zijwand met momentopnames van een hindoestaanse, een rooms-katholieke en een islamitische huwelijksvoltrekking.
„Het park bestaat al negentig jaar”, verklaart Caroline Berkhof van het Openluchtmuseum de impressie van ”in ons land ingeburgerde” godsdiensten. „Een eeuw geleden was het christelijke geloof richtinggevend in Nederland. Maar we realiseren ons dat er meer is dan we in het park laten zien.” Vandaar de kalender met religieuze feestdagen in de ontvangsthal. En de bolle boeddha achter vitrineglas. Ze moeten het gebrek aan multireligiositeit in het museumpark compenseren.
De ”pelgrimstocht” -per tram- voert als eerste naar het museumdepot. ”Niet met natte jassen betreden”.
In een smalle nis is de verzuiling verbeeld. De protestantse, de rooms-katholieke en de socialistische zuil op een paar vierkante meter. Een klein trapharmonium naast een misboek en een bruine zelfbouwradio van de VARA voor arbeiders. Kranten: De Standaard, De Tijd, Het Volk. „Verkering buiten de eigen zuil was een schande”, verhaalt een commentaarstem. Voor 1960 kwam men niet buiten de eigen kring. Videobeelden tonen een vader met kleine kinderen, zingend bij het orgel. Johannes de Heer. Zijn vrouw en zijn dochters wassen af aan het aanrecht. Ook de schoolstrijd, die in 1917 beslecht werd, heeft een plaats gekregen. Op het harmonium staat een groene collectebus van de (vroeger ongesubsidieerde) Vrije Universiteit.
De tram houdt halt bij een rijtje Brabantse arbeidershuizen. Ineens is het 1870. Besmettelijke ziekten breken uit, jonge kinderen sterven. Voor de deur van een rooms-katholieke weversfamilie staat een houten doos met doodshoofd. Onder de geschilderde woorden ”Bid voor mij” is een wit lint gestrikt. Een babylichaampje ligt in een met glas overdekt lijkkistje.
Aan de muur zijn verschillende kruiden bevestigd. Planten waaraan men bepaalde krachten meende te ontlenen. „Vroomheid en bijgeloof gingen hand in hand”, meldt de folder.
Volgens een gids in het Tilburgse straatje was het niet de „liberale overheid” die kruisverenigingen en consultatiebureaus oprichtte. Er kwam een einde aan de slechte gezondheid van kinderen door het optreden van rooms-katholieke en protestantse kerken.
Het Openluchtmuseum bezit behalve huizen, boerderijen en molens ook een kerkje. Het is een hervormd bedehuis uit het Zeeuwse ’s-Heerenhoek dat leegliep na de Afscheiding in 1834. De zitplaatsen werden vroeger verhuurd. Het duurst was „het bogtje neven den voorzanger”, vlak bij de preekstoel. De notabelen telden hiervoor 4 gulden neer. Het dagloon van een landarbeider bedroeg destijds 70 cent. Orgelmuziek vult de sobere ruimte. Gedeelten van een paaspreek echoën in de toeristloze ruimte.
Verder gaat het. Langs een weelderig ingericht koopmanshuis van een doopsgezinde familie en een schouw met bijbelse voorstellingen in een Giethoornse boerderij. Een Staphorster gezin is juist klaar met eten. De lege papschaal in het midden, ernaast een geopende Statenbijbel. „Ze hebben zeker niet de tijd gehad om af te ruimen”, grinnikt een jongen die met zijn moeder en zijn zusje het museum bezoekt. De klok aan de wand tikt. In de aangrenzende stal ritselen koeien in het stro. „Tjonge, echte koeien.”
De uitgezette route door het park voert onder meer langs een wegkapel, een verzameling kruis- en devotiebeelden en een boerenjongen die zijn eerste communie doet. „We hebben hier veel gebouwen uit rooms-katholieke gebieden”, erkent Berkhof van het Openluchtmuseum. „Zoals Brabant en Limburg. Daar komt bij dat we met zichtbare dingen moeten werken. Dan is het lastig om ook van het protestantisme iets te vinden.”
Langs de oprijlaan naast de grote weide staan moderne wegkapelletjes, ontworpen door leerlingen van Arnhemse basisscholen. In de huisjes hebben zij voor hen belangrijke onderwerpen uitgebeeld.
De route is inmiddels ingezegend door de deken van Arnhem. Is dat niet een beetje te veel van het goede? Berkhof: „Het hoort bij de rooms-katholieke traditie. En het ging duidelijk om een demonstratie. Ook andersgelovigen konden er wat van opsteken.”
De persvrouw heeft naar eigen zeggen van anderen begrepen dat het thema ”Geloven in Nederland” voor mensen met een gereformeerde achtergrond nogal rooms aandoet. „Maar”, is haar reactie, „ook iemand die hier niet veel aansluiting mee heeft, kan niet ontkennen dat wat wij hier hebben, de werkelijkheid was en is. We laten de geschiedenis van het vaderland zien. Daar horen rijken en armen bij, boeren en kooplieden, rooms-katholieken en protestanten.”