Israëlische oud-president Weizman overleden
Ezer Weizman, de zevende president van Israël, die als commandant van het leger de geduchte Israëlische luchtmacht opbouwde en als minister van Defensie het baanbrekende vredesverdrag van 1979 met Egypte hielp voorbereiden, is zondagavond overleden. Weizman is 80 jaar geworden.
Weizman, die na een carrière als militair en politicus van 1993 tot 2000 president was, kampte in de afgelopen maanden met luchtweginfecties, waarvoor hij meermalen in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Hij overleed zondagavond in zijn huis in Caesarea, met zijn familie aan zijn zijde. Hij zal dinsdag worden begraven.
In een politieke carrière die dertig jaar omspande, veranderde Weizman van een havik in een duif. Joden moesten leren „dit deel van de wereld te delen” met de Arabieren, zei hij. Hij vervulde een belangrijke rol bij de totstandkoming van het vredesverdrag met Egypte en legde ook de eerste contacten met Palestijnse leiders. Later nam hij ontslag uit het kabinet van de toenmalige premier Menachem Begin, die in zijn ogen de interimakkoorden met Egypte over de Palestijnen te strikt interpreteerde. Ariel Sharon, de huidige premier van Israël, nam toen zijn plaats in het kabinet in.
Met zijn ongedwongen stijl bracht Weizman nieuw leven in het overwegend ceremoniële ambt van president en maakte hij zich geliefd bij het Israëlische publiek. Zijn aarzelingen over vredesvraagstukken weerspiegelden de onzekerheden die onder de gewone Israëliërs leefden. Weizman kon ook bot en scherp zijn, waardoor hij regelmatig in aanvaring kwam met politici die vonden dat hij de bevoegdheden van zijn ambt overtrad.
Vice-premier Shimon Peres noemde Weizman uniek. „In de oorlog toonde hij ongelooflijke moed en toen de vrede aan de horizon verscheen, meldde hij zich daar onmiddellijk voor aan (…). Hij was altijd op zoek naar het oorspronkelijke, het gedurfde, het nieuwe. Hij wist hoe hij de harten van duizenden kon verwarmen.”
Het laatste jaar van zijn presidentschap werd overschaduwd door een schandaal, waarbij de politie omvangrijke schenkingen van een bevriende Franse miljonair aan Weizman onderzocht. De politie adviseerde niet tot vervolging over te gaan, maar alleen omdat de feiten verjaard waren.
Weizman was een neef van Chaim Weizmann, de eerste president van Israël. Hij leerde vliegen toen hij 16 was en onderging in de Tweede Wereldoorlog een pilotentraining in het Britse leger. Hij was gevechtspiloot in Egypte en India en behoorde tot de eerste pilotenlichting van het Israëlische leger. In de onafhankelijkheidsoorlog van 1948 voerde hij gewaagde missies uit.
Na een studie aan de academie van de Britse Royal Air Force in Engeland werd hij in 1958 commandant van de Israëlische luchtmacht. Hij zorgde ervoor dat de afdankertjes uit WO II werden vervangen door de modernste Franse gevechtsvliegtuigen, waarmee de luchtmacht binnen drie uur na het uitbreken van de oorlog van 1967 een vernietigende klap uitdeelde aan de Egyptische luchtmacht.
In 1969 trad hij uit het leger en werd hij lid van de nationalistische Herut-partij, de voorloper van de Likud. In de coalitieregering van Golda Meir was hij minister van Verkeer, totdat de Herut in 1970 uit de coalitie stapte. Weizman werd particulier ondernemer, maar leidde in 1977 de verkiezingscampagne die een einde maakte aan de 29-jarige heerschappij van de Arbeiderspartij en de rechtse Begin aan de macht bracht. Op 20 december van dat jaar maakte hij in het diepste geheim een reis naar Egypte. Die reis en de persoonlijke vriendschap die hij voor president Anwar Sadat opvatte, dienden als katalysator voor de onderhandelingen die in 1978 uitmondden in de vredesakkoorden van Camp David.
Later stapte hij abrupt op uit het kabinet van Begin, omdat hij geen steun kreeg voor een plan om de Palestijnen op de Westoever autonomie te gunnen - een van de hoofdpunten van Camp David. Critici vonden zijn stap typerend voor zijn impulsiviteit en bij veel partijgenoten had hij het daarmee verbruid. Medestanders zagen zijn besluit echter als een toonbeeld van zijn eerlijkheid en compromisloze overtuigingen. Hij richtte een nieuwe partij op, Yahad, maar toen die bij de verkiezingen van 1984 maar 2 van de 120 zetels in het parlement behaalde, sloot hij zich aan bij de Arbeidspartij van Peres.
Na het uitbreken van de eerste Palestijnse intifada in 1987 pleitte Weizman openlijk voor onderhandelingen met de toen nog verboden PLO van Yasser Arafat. „Niets draagt meer bij aan defensie dan vrede”, zei hij. In 1990 werd hij uit het kernkabinet gezet wegens contacten met de PLO. In februari 1992 stapte hij helemaal uit de regering en de politiek, omdat hij niet meer het gevoel had dat hij „een bijdrage” kon leveren en de regering zich volgens hem verzette tegen pogingen om het conflict in het Midden-Oosten te beëindigen.
Pleitbezorgers voor vrede waren blij toen de Knesset hem in 1993 tot president koos. Bij zijn installatie riep hij op tot vriendschap en broederschap tussen Arabieren en Israëliërs, maar toen Israël later dat jaar een vredesakkoord sloot met de PLO, vond hij dat het allemaal te overhaast in z’n werk was gegaan. Na een serie bloedige bomaanslagen riep hij op tot opschorting van het vredesoverleg. Maar toen de hardliner Benjamin Netanyahu in 1996 tot premier werd gekozen, arrangeerde hij een ontmoeting tussen Netanyahu en Arafat.
Weizman bleef zich nog vaak met de gang van zaken bemoeien, tot woede van sommige hardliners die vonden dat hij de onpartijdigheid van het presidentsambt ondermijnde. „Het is zeer moeilijk om president van de gehele natie te zijn, tenzij je bereid bent doof, stom en liefst ook blind te zijn”, zei hij toen. Oproepen tot zijn aftreden of afzetting legde hij naast zich neer. „De taak van de president is niet gedefinieerd en dat maakt het zo ongelooflijk leuk.”