Roemenië krijgt te snel EU-ticket
De EU wil niet alleen een economische eenheid vormen. Zij propageert eveneens een waardegemeenschap te zijn. Maar hoe serieus neemt zij dit laatste? Die vraag dringt zich op als we zien dat ze groen licht geeft voor de toetreding van een natie die op tal van punten vooralsnog niet beantwoordt aan de hooggestemde idealen in die sfeer.
Binnenkort moet er gestemd worden over de grondwet. Daarin treffen we fraaie bewoordingen aan over samenbindende factoren bij de eenwording: democratie, vrijheid, gelijkheid, mensenrechten en de rechtsstaat. De aangesloten landen moeten die wezenskenmerken waarborgen. „De Unie staat open voor alle Europese staten die haar waarden eerbiedigen en zich ertoe verplichten deze gezamenlijk te bevorderen”, aldus artikel 1.
Ook Roemenië aast op het lidmaatschap. Het behoort met Bulgarije tot de hekkensluiters uit het voormalige communistische Oostblok. De andere genomineerden uit die regio hebben op 1 mei van het achterliggende jaar reeds aangehaakt. Vorige week stemde het Europees Parlement ermee in de twee achterblijvers begin 2007 toe te laten. Eerder bereikten de regeringsleiders daarover een akkoord.
Met name Roemenië voldoet allerminst aan de vereisten. Op een reeks van terreinen zijn de noodzakelijke hervormingen verre van voltooid. De strijd tegen de corruptie bijvoorbeeld, het verbeteren van de kwaliteit van de rechtspraak, het garanderen van de vrijheid van de pers en het uitroeien van de discriminatie van etnische minderheden, onder wie de Roma, vragen om veel aandacht.
De tekorten zijn in een rapportage van de Europese Commissie over de stand van zaken uitvoerig aan de orde gesteld. In het EP is er uitgebreid over gesproken. Iedereen onderschrijft dat er veel schort aan de situatie en deelt de bezorgdheid hierover. Uiteindelijk wordt daar evenwel niet de passende consequentie aan verbonden om het land voorlopig het toegangsticket te weigeren. Grote woorden maar slappe knieën, dient zich aan als beeld. Het lijkt erop dat sommige processen in de EU die al lange tijd lopen, moeilijk zijn te stoppen. Dat gevoelen leefde immers ook al bij de discussie over de start van de voorbereidende onderhandelingen met Turkije.
Er geldt ten aanzien van Roemenië weliswaar een clausule die de mogelijkheid biedt om bij stagnatie van de vooruitgang daar, de intrede in het verenigd Europa met een jaar, tot 2008, uit te stellen, maar het beste moment om een duidelijk signaal uit te zenden dat de Unie geen gesjoemel accepteert met haar eigen normen, is gepasseerd. Waarom niet gewacht op bewijzen dat de onlangs aangetreden regering in Boekarest ernst maakt met de vanuit Brussel voorgeschreven aanpassingen? Waarom de kans niet gegrepen om extra druk op de ketel te zetten in haar richting?
Niet eerder vertoonde een aspirant-lid op het tijdstip van de besluitvorming over de toetreding een zo grote kloof tussen de feitelijke omstandigheden en de criteria. Tegelijk werd niet eerder in een zo vroeg stadium, ruim twintig maanden voor de daadwerkelijke opname, een beslissing genomen. Leg dat maar eens uit aan de kiezers in Frankrijk en Nederland die over enkele weken naar de stembus mogen om een oordeel te vellen over het verdrag.
De aanvoerder van de groenen in het EP, de Fransman Cohn-Bendit, voelde het goed aan. Vlak voor de stemming hield hij een heftig pleidooi voor het opschorten daarvan. Opmerkelijk, want dat strookte niet met de lijn die zijn fractie had uitgezet om Roemenië het voordeel van de twijfel te gunnen. Maar zijn vrees voor een nee van Frankrijk in het referendum bracht hem tot die actie.
De opstelling tegenover de betrokken kandidaat-lidstaat bevordert niet de geloofwaardigheid van de EU. De tegenstanders van de grondwet hebben er weer een argument bij gekregen om hun afwijzende standpunt te verdedigen.