Opinie

Gen voor geloof

De genetische kaart biedt interessante vergezichten. Genen bepalen niet alleen de haarkleur of de vorm van de oorlelletjes. Zo is er een gen ontdekt dat kaalheid veroorzaakt en wetenschappers verdenken tientallen genen ervan verantwoordelijk te zijn voor de vetrollen van veel veertigers.

S.M. de Bruijn
18 April 2005 15:31Gewijzigd op 14 November 2020 02:27

Maar daar houdt het niet mee op. Zelfs het geloven zit ons in de genen, zegt de Amerikaanse geneticus dr. Dean Hamer. Eind vorig jaar verscheen zijn boek ”The God Gene”, waarin hij zijn theorie ontvouwt. „Waarom geloven zo veel mensen in zaken die ze niet kunnen zien, ruiken, proeven, horen of voelen? (…) Ik beweer dat dat, op zijn minst gedeeltelijk, verankerd ligt in onze genen. Spiritualiteit is een van onze fundamentele menselijke erfelijke eigenschappen. Het is in feite een instinct.”

Hamer, hoofdonderzoeker bij een laboratorium van het National Cancer Institute, meent zelfs het betreffende gen gevonden te hebben. Het beïnvloedt de hoeveelheid stemmingsbepalende chemicaliën in de hersenen.

Het boek van Hamer trekt veel aandacht. Het Amerikaanse weekblad Time besteedde er direct na verschijning zijn voorpagina en een hoofdartikel aan. Nu zegt dat sinds ook Hirsi Ali door Time tot de invloedrijkste personen ter wereld wordt gerekend, niet zoveel meer, maar toch. Hamer baseert zijn beweringen op DNA-onderzoek bij honderden tweelingen die een lange vragenlijst invulden over verslaving aan roken. In een vervolgstudie vindt hij een frappante overeenkomst tussen het voorkomen van een bepaald gen en een hoge score op een test voor spiritualiteit.

De vondst van Hamer is op z’n zachtst gezegd opmerkelijk. Dat geldt ook voor de manier waarop hij die naar buiten brengt: in een boek. Wetenschappers die werkelijk wat te zeggen hebben, melden dat in de regel eerst via een tijdschrift dat het onderzoek kritisch laat toetsen. Enige argwaan bij Hamers boek is op zijn plaats, sinds hij in 1993 beweerde het gen voor mannelijke homoseksualiteit gevonden te hebben. Ook die vinding trok veel aandacht. Tot nu toe heeft echter niemand die experimenten van Hamer kunnen herhalen.

Los daarvan - zou Hamer gelijk kunnen hebben? Niemand zal ontkennen dat er grote verschillen zijn in de gemoedsstemming van mensen, dat chemicaliën in de hersenen die stemming kunnen beïnvloeden, en dat hun genen daarbij een rol kunnen spelen. Maar dat leidt nog niet tot de conclusie dat het geloof -in de betekenis van antwoord 21 uit de Heidelbergse Catechismus- in de genen verankerd ligt of een instinct is. De radicale omkeringen in het leven van bijbelse personen als Manasse, Matthéüs, Zacheüs of de moordenaar aan het kruis zouden daarmee moeilijk te rijmen zijn. Het geloof is een gave, niet in de betekenis van een door DNA gecodeerd talent, maar een gift van God, zonder aanzien des persoons en onafhankelijk van de genetische samenstelling. Hamer laat weliswaar ruimte voor de invloed van opvoeding en omgeving, maar zegt tegelijkertijd: „Ik geloof dat elke gedachte die we denken en elk gevoel dat we voelen het resultaat is van activiteit in onze hersenen.”

Toch staat de dienst van God niet helemaal los van het terrein van de erfelijkheid. Paulus schrijft daarover in de eerste twee hoofdstukken van de brief aan de Romeinen. Alle mensen hebben een ingeschapen kennis van God, een wet die ieder in het hart geschreven is, aangeboren is. Dat geldt eveneens voor de zondige natuur van de mens die, op een voor ons onbegrijpelijke wijze, vanaf de schepping van de ziel elk mens meteen besmet. Dat we die zonde erfzonde noemen, betekent echter niet dat die daarmee te versimpelen is tot een verstoorde verhouding van neurotransmitters in de hersenen of een defect in de genen. Die zijn niet oorzaak, maar juist gevolg van de zonde.

Op deze manier spreken over geloof, zonde en genade is gebaseerd op een wetenschappelijke visie die de mens beschouwt als „een stuk vel met daarbinnen een reeks opeenvolgende chemische reacties”, zoals Hamer het noemt. Slechts wat zichtbaar en meetbaar is, bestaat. Volgens dat reductionisme zijn God, Allah of boeddha niet meer dan gedachtespinsels: ze bestaan slechts in de hersenen. Daar is slechts één kruid tegen gewassen, het woord van Jezus tot Thomas: „Zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben.” Dat is meteen het antwoord op de vraag van Hamer.

opinie voetnoot (u490(De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het RD.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer