Uitstel
Deze woorden zijn gericht tot hen die hun bekering en hun terugkeren tot God uitstellen. We letten hier op de personen die deze dag van de genade uitstellen. Zij die niet horen willen wanneer God hen roept. Wanneer God hen nodigt door Zijn barmhartigheid, verdraagzaamheid, door Zijn predikanten en dienaars, door Zijn kastijdingen en oordelen. Nochtans wederstaan zij de middelen van de genade.Zij zijn de mensen die zullen roepen, maar God zal niet antwoorden. Hier hebt u hun ernstig zoeken. Zij zullen niet alleen roepen, maar ook zoeken, en niet alleen zoeken, maar arbeiden om te vinden. Ja, zij zullen Mij vroeg zoeken, zelfs strijden en vlieden tot bekering. Maar zij zullen Mij niet vinden.
Hier hebt u de ontijdigheid van de tijd van hun zoeken. Dan zullen ze Mij zoeken. Dan is een aanduiding van juist die tijd waarop de Heere met de vinger wijst. Alsof Hij wil zeggen:
Dan zult u deze mensen wel andersgezind zien, dan zullen ze wel bekeerd willen zijn, dan zullen zij hun zonden wel willen verlaten, dan zullen zij wel genade willen hebben en met God verzoend worden. Maar helaas, zij zagen dit toen niet, maar God voorzag het. Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden. Zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden.
W. Fenner, predikant te Rochford (Het grote gevaar van uitstel der bekering, 1661)