Klein fatsoen
Even werd PvdA-leider Bos in het donderdag gehouden debat over waarden en normen venijnig. „De heer Rouvoet heeft zich opgeworpen als keurmeester van alle bijdragen aan dit debat”, zo mopperde hij. En hij voegde er ironisch aan toe: „Zoals dat een politicus van het jaar natuurlijk betaamt.”
Dat Bos ontstemd was, is te begrijpen. Niet alleen Rouvoet, maar ook premier Balkenende en D66-voorman Dittrich hadden forse kritiek geuit op de manier waarop de PvdA-leider zich in het debat over waarden en normen stortte. Maar wat Bos niet inzag, was dat hij die kritiek aan zichzelf te wijten had.
Op zichzelf heeft de PvdA-leider gelijk als hij ervoor waarschuwt dat het debat over waarden niet moet blijven steken in gepraat over ”klein fatsoen”: niemand uitschelden, geen rommel maken in de publieke ruimte en hoffelijk zijn in het verkeer. Een goed debat over waarden zou inderdaad meer moeten bevatten. Maar wat?
Bos zocht de toegevoegde waarde in een oppositionele aanval op het hele kabinetsbeleid. Alles haalde hij erbij: verpleeghuiszorg, stille armoede en het milieu. En dat was nu juist zijn ’fout’. Want al dat soort onderwerpen komt aan het Binnenhof de rest van het jaar ook al tientallen malen ter sprake. Daar hoef je geen apart waarde- en normendebat voor te beleggen.
Voor wie zo nodig uit wil stijgen boven discussies over ”klein fatsoen”, staan andere, betere wegen open. Zoals die van Rouvoet, die het debat naar een hoger plan probeerde te tillen door te filosoferen over de oorsprong van onze waarden. Of die van Van der Vlies, die wees op de immer actuele decaloog. En ook GroenLinks-fractievoorzitter Halsema deed het stukken beter dan Bos, namelijk door de premier een aantal heldere ethische dilemma’s voor te leggen.
Bos daarentegen ging de mist in door zich voornamelijk te richten op het beleid van de overheid. Daar was dit debat niet voor bedoeld. Natuurlijk ging het ook over de verantwoordelijkheid van de overheid. Het was immers een politiek debat, gevoerd in de Tweede Kamer. Maar de insteek was vooral de relatie tussen burgers onderling, de verslechtering in die relatie en de bijdragen die maatschappij en politiek kunnen leveren om dat omgaan met elkaar weer op hoger peil te krijgen.
Behalve dat gaf Bos donderdag blijk van nog een misvatting. Door zo kleinerend te doen over ”klein fatsoen”, wekte hij de indruk niet door te hebben dat ”klein fatsoen” veel te maken heeft met ”groot fatsoen”, en dat hufterig gedrag een uiting is van iets heel fundamenteels: de zich verhardende mentaliteit in de samenleving.
Zo bezien is het echt geen futiliteit als je op de website van zestienmiljoenmensen.nl kunt discussiëren over de vraag wat je doet als iemand voordringt bij de bakker of over de stelling: caissières en buschauffeurs hoef je niet te groeten. Dat Bos dat niet ziet, is jammer. Vooral omdat hij op deze manier een zeldzame kans liet lopen om aan het Binnenhof nu eens een werkelijk fundamenteel debat te voeren. Sterker nog: door onderwerpen aan de orde te stellen die ook in een ander kameroverleg prima behandeld kunnen worden, zoog hij zelfs tijd en energie uit het waarde- en normendebat weg. Energie die nu niet aan het kernthema besteed kon worden.