Gedragskundig onderzoek Mohammed B. nog niet af
Het persoonlijkheidsonderzoek naar Mohammed B., de man die heeft bekend dat hij cineast Theo van Gogh heeft vermoord, is nog niet afgerond. B. verblijft sinds eind februari in het Pieter Baan Centrum (PBC), de justitiële observatiekliniek, ten behoeve van het onderzoek. Op 13 april vindt de tweede pro forma–zitting in de zaak tegen de 27–jarige B. plaats bij de rechtbank in Amsterdam.
Volgens B.’s advocaat, P. Plasman, zal B. andermaal niet voor de rechtbank verschijnen. Op 26 januari, toen B. voor het eerst op de openbare zitting had moeten verschijnen, liet hij eveneens verstek gaan. Plasman zegt dat B. geen bijzondere redenen heeft om niet in de rechtszaal te verschijnen. „Het is vooral omdat het gaat om een pro forma–zitting", aldus de advocaat. Het openbaar ministerie zal woensdag naar verwachting niet met spectaculaire ontwikkelingen komen.
Het onderzoek in het PBC werd tijdens de eerste pro forma–zitting door de rechtbank gelast, op verzoek van het openbaar ministerie (OM). B. weigert zijn medewerking aan het onderzoek. Hij heeft in die opstelling volhard, zegt Plasman.
De raadsman verwoordde op de zitting in januari het standpunt van zijn cliënt. Mohammed B. wil „volledig verantwoordelijk" gehouden worden voor zijn handelen op 2 november. „Hij heeft een keuze gemaakt en vanuit die keuze gehandeld", aldus Plasman toen. B. wil zich op geen enkele manier beroepen op een verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals het PBC zou kunnen vaststellen. Tijdens verhoren bij de politie heeft B. consequent gezwegen.
Theo van Gogh (47) werd op 2 november van zijn fiets geschoten en op straat letterlijk afgeslacht. De dader liet twee messen in het lichaam van Van Gogh achter. Aan een daarvan was een brief bevestigd waarin met name het VVD–Tweede–Kamerlid Hirsi Ali werd bedreigd. Na de moord volgde op de Mauritskade een schietpartij tussen B. en de politie. B. werd daarbij in een been getroffen en kon worden aangehouden.
Officier van justitie F. van Straelen noemde in januari een onderzoek in het PBC „onontkoombaar". Ook de rechtbank vond dit noodzakelijk, gezien het extreem gewelddadige karakter van de moord en de koelbloedige manier waarop deze is gepleegd. B. ging de weerloze Van Gogh te lijf met een vuurwapen en twee messen. Nadat hij de cineast had gedood, liep hij rustig van de plek des onheils weg. B. verwachtte dat hij na de moordaanslag zou „sneuvelen".
Naast de moord op Van Gogh bevat de aanklacht tegen B. ook pogingen tot moord dan wel doodslag op politiemensen en omstanders (van wie er twee werden geraakt door rondvliegende kogels). Ook wordt B. beschuldigd van het bedreigen met de dood van Hirsi Ali en dat hij haar daardoor heeft belet haar werk als Kamerlid te doen. De politica maakte samen met Van Gogh de korte film Submission Part 1, waarin mishandeling van moslimvrouwen aan de kaak wordt gesteld. Hirsi Ali werkt inmiddels aan een volgend deel van Submission.
Voor alle feiten geldt dat zij zijn gepleegd met terroristisch oogmerk. De verwachting is dat B. een levenslange gevangenisstraf opgelegd zal krijgen.
Justitie onderzoekt of Mohammed B. hulp van anderen heeft gehad bij het voorbereiden en plegen van de moord op Van Gogh. Uit het onderzoek van de nationale recherche zijn sterke aanwijzingen naar voren gekomen dat B. banden heeft met de zogenoemde Hofstadgroep, de vermeende terreurcel. Vermoedelijke leden van deze groep zijn in de weken na de moord op Van Gogh gearresteerd. Ook de avond vóór de moord bracht B. met een aantal mogelijke leden van de groep door, onder wie Jason W. en Ismael A. Zij werden op 10 november na een urenlange belegering in een woning in het Haagse Laakkwartier gearresteerd.
Officier Van Straelen zei eerder dat niet valt te verwachten dat Mohammed B. „afstand zal nemen van extremistische ideeën". De aanklager maakte dit op uit het feit dat B. een door hem geschreven, fundamentalistisch document uit het gevangenishospitaal in Scheveningen heeft willen laten smokkelen. B. werd daar geruime tijd verpleegd omdat hij bij zijn arrestatie zijn been brak.