Laag aanbod houdt huizenprijs hoog
De huizenprijzen zijn in tien jaar tijd met 155 procent gestegen. Op dit moment zijn ze 10 procent te hoog. Met de huidige rentestand, werkgelegenheid en inkomens zouden de prijzen moeten dalen, maar dit gebeurt niet. Het aanbod blijft achter door te weinig nieuwbouw, zodat alleen de vraag de prijs bepaalt.
Dat blijkt uit een studie van het Centraal Planbureau (CPB). Dat het aanbod de vraag niet bijhoudt, is tegen alle principes van de vrije markt. De huizenmarkt is dan ook geen vrije markt: allerlei procedures verhinderen dat. Stimulerende overheidsmaatregelen voor burgers drijven de vraag en dus de huizenprijs op.
Zo stelt het planbureau de hypotheekrenteaftrek verantwoordelijk voor de hoge huizenprijzen. Ook het eventueel afschaffen van de overdrachtsbelasting zoals sommige politici willen, zal de prijzen verder doen stijgen.
De groei van de economie bepaalt de omvang van de stijging. Meer dan driekwart van de stijging van 155 procent is daaraan te danken. Verder is onder meer de gedaalde hypotheekrente verantwoordelijk.
De spanning op de huizenmarkt nam vorig jaar toe, aldus het CPB. In 2003 waren de prijzen 10 procent te hoog. Voor 2004 voorspelde het planbureau een daling, maar de realiteit was anders. De prijzen stegen met nog eens 3,9 procent. De rekenmeesters voorzien dat de spanning dit jaar niet zal afnemen.
Op de lange termijn zullen de prijzen dalen, maar dat hoeft niet per se snel te gebeuren, waarschuwen de economen. De huizenprijs wordt uiteindelijk bepaald door kortetermijnfactoren.
Voor het fenomeen inflatie lijken huizenkopers blind te zijn. Ze kijken vooral naar de rente die de bank opgeeft, maar eigenlijk zouden ze die moeten corrigeren met de inflatie. Dat is de reële rente.