Joden geen extremisten
In een artikel van 30 maart uit Bert de Bruin zich negatief over een solidariteitsreis van christenen naar Israël. F. van der Rhee
verdedigt het recht van de joden op heel het land. De Bruin noemt de extremisten aan Palestijnse en Israëlische kant in één adem. Waarom worden de mensen die destijds op initiatief van de Israëlische regering in dorpen in Judea, Samaria en de Gazastrook gingen wonen extremisten genoemd? Zij zijn gaan wonen in het land dat God hun heeft gegeven, in het geloof in God die gesproken heeft: „Want al dit land, dat gij ziet, zal ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid” (Genesis 13:15).
Waarom heeft De Bruin het over de bezetting? Het zijn wel hevig betwiste gebieden, maar ze zijn níét bezet. Er is nooit een Palestijnse staat geweest. Waarom wordt gesuggereerd dat die christenen geen oprechte liefde voor Israël hebben? Steun aan Gods volk dat woont in de Gazastrook (dat God aan de stam van Juda heeft gegeven en waar alle eeuwen door joden hebben gewoond) gaat prima samen met liefde voor de Palestijnen.
God geeft in Zijn Woord ook een plaats aan de vreemdeling binnen Israël, maar wel in een joodse staat, met erkenning van de God van Israël (Ezechiël 47:21-23). In de Heere Jezus is er vrede. Maar die vrede zal Israël niet bereiken door land weg te geven dat God hun heeft gegeven (1 Thessalonicensen 5:3).
God zal de volken straffen omdat ze Zijn land verdelen (Joël 3:2). God brengt Zijn volk terug op de bergen Israëls (Ezechiël 34-37), waarvan Israël nu onder zware druk staat die weg te geven. En laat niemand menen dat de joden eerst bekeerd moeten zijn. God zegt duidelijk dat Hij ze eerst terugbrengt in hun land (Gods land), en dat Hij daarna Zijn Geest in hen geeft (Ezechiël 36, 37). Staan wij aan Gods kant, of aan de andere kant?
De auteur schreef het boek ”God heeft een Zoon”, over Israël in de Schrift en de betekenis van Israël voor de gemeente.