Veteranenteam vindt honderden vermisten
Vele honderden zoektochten hebben ze al uitgevoerd en in ruim 50 procent van de gevallen werd de vermiste persoon gevonden. Vrijwilligers van de stichting Veteranen Search Team (VST) in Huis ter Heide zijn geen tere zieltjes, „maar we zorgen wel voor elkaar.”

Het begon in 2017 met de vermissing van Anne Faber en een spontane inzet van oud-militairen. Nu, bijna acht jaar later, staat er een professionele organisatie met 2760 vrijwilligers, ultramoderne transport- en zoekmiddelen en een begroting van acht ton. Door de uitbreiding met meer steunpunten naast het hoofdkwartier in Huis ter Heide, is er meer financiële armslag nodig, vertelt Mariska van der Kraats. Zij staat samen met haar man Dennis aan de basis van het VST.
Maar waarom alleen veteranen en niet ook betrokken burgers?
„De familie van de 25-jarige Anne Faber wilde graag dat militairen ingezet werden om haar te zoeken toen ze op 29 september 2017 verdween. Zo’n verzoek aan Defensie loopt echter via verschillende schijven. Omdat Dennis en ik actief waren binnen de veteranenwereld, werden wij door een bevriende advocaat benaderd om een zoektocht op touw te zetten. Dat wilden we wel, onder de voorwaarde dat de politie die zou coördineren en wij geen contact zouden hebben met de familie. We willen –ook nu nog– namelijk wegblijven van emoties en alleen afgaan op klinische feiten. Veteranen zijn gewend aan een commandostructuur en het opvolgen van bevelen. Bovendien brengen ze nog iets mee: kameraadschap. Je loopt in linie en dat is een samenspel van mensen die tegelijk bewegen. Je moet de man of vrouw naast jou in de gaten houden. Als het terrein links zwaarder wordt, moet de rechterflank vertragen. Onze oproep via Facebook leverde direct enkele honderden reacties op.”
Hoe is die eerste zoektocht verlopen?
„De meeste mensen kwamen in hun oude uniform opdagen en er werd zeer gestructureerd gezocht. De politie was daarvan onder de indruk. Vanaf de derde dag werden wij door haar officieel geïnformeerd over de ontwikkelingen in het onderzoek. De dader werd later door de politie opgepakt.”
Maar toen was het voor jullie niet klaar, toch?
„De politie vroeg ons of we vaker wilden helpen. Vervolgens hebben we alle deelnemers uitgenodigd voor een bijeenkomst en hun deze vraag voorgelegd. Iedereen was enthousiast en ter plekke hebben we een bestuur gevormd. Op 4 december zijn bij de notaris de statuten van onze stichting Veteranen Search Team vastgelegd, met als specifieke ondertitel Quietis semper et paratus –Altijd kalm en paraat– en met een uil als logo. Die vogel staat bekend om zijn wijsheid, rust en scherpe blik. Het gebouw op deze kazerne, Wallaardt Sacré Kamp, hebben we sinds 2018. Dat is vlak bij ons eerste zoekgebied.”
We zijn nu acht jaar verder. Hoe ziet de organisatie er nu uit?
„We werken met een overzichtelijke structuur. We hebben een bestuur, administratief personeel en een taakverdeling tijdens zoekacties, met inzetcoördinatoren op tactisch en logistiek gebied, groepscommandanten en plaatsvervangers. Verder hebben we de beschikking over een groep chauffeurs, bikers, twee droneteams voor in de lucht en onder water, twee Cadiwagens voor de catering en zoekteams die gebruik kunnen maken van tal van hulpmiddelen. Inmiddels bestaat 75 procent van onze vrijwilligers uit militaire veteranen en 25 procent komt bij de politie of brandweer vandaan. Onze mensen wonen door heel Nederland. Bij een zoekactie krijgen ze allemaal automatisch een melding via hun alarmeringssysteem. Ze kunnen vervolgens via een druk op de knop aangeven of ze al dan niet aanwezig zijn.”

Hoe ziet zo’n zoekactie er uit?
„De vrijwilligers krijgen bij de eerste melding de locatie door waar ze naartoe moeten. Daar verzamelen ze zich. Onze chauffeurs zijn met zoekmateriaal als prikstokken, gele en oranje hesjes, kompas, iPads, lampen, portofoons, kaartsystemen en warmtebeeldcamera’s, binnen een uur ter plaatse. Daar wordt met biologisch afbreekbaar toiletpapier het zoekgebied gemarkeerd en er worden linies gevormd. Vervolgens kan het zoeken beginnen. De complexiteit van het terrein dicteert het zoektempo. Tijdens een zoektocht wordt gemiddeld tussen de 18 en 25 kilometer afgelegd. Als we vermoeden dat de vermiste nog in beweging is en zich in het gebied bevindt, sturen we ons bikersteam –fietsers– vooruit om wegen die het gebied uit leiden, af te grendelen. Onze Cadi-mensen zorgen ervoor dat iedereen te eten en te drinken krijgt.”
Welk protocol hanteren jullie als er iets of iemand gevonden wordt tijdens een actie?
„Signaleren, alarmeren, markeren en afstand houden. Als iemand iets verdachts ziet, steekt hij zijn stok in de lucht. De groepscommandant komt dan kijken. Ligt er bijvoorbeeld iemand die niet meer in leven is, dan wordt daar een herkenningspunt geplaatst en draaien we ons om. We kijken niet naar het lichaam en lopen dezelfde route terug om geen dadersporen aan te tasten, in geval er sprake is van een misdrijf.”

Hoe weten vrijwilligers wat ze moeten doen? Krijgen ze een opleiding?
„Ja, iedereen die zich bij ons aanmeldt, krijgt een basiscursus. De eerste keer wordt hij of zij gekoppeld aan een buddy. Zo kan die persoon ook aan een zoekactie meedoen als hij nog geen training heeft gehad. Inmiddels staan de cursussen overigens ook online. Daarnaast hebben we cursussen voor gevorderden, groepscommandanten en trackers.”
Trackers?
„Dat zijn onze spoorzoekers. Hun opleiding duurt bij elkaar zo’n honderd uur. Zij letten op ongebruikelijke objecten of verstoringen in het gebied. Als iemand een dag vermist is, dan heeft een met mos begroeide schoen die je vindt, geen relatie tot die verdwijning. We hebben een plek naast het gebouw waar allerlei spullen neergelegd zijn om te zien hoe snel het verouderingsproces intreedt.”
Jullie werken ook met drones. Hoe worden die ingezet?
„We werken soms met een onderwaterdrone, omdat zich in zoekgebieden plassen en vijvers kunnen bevinden. Wat op het water drijft, kan een relatie hebben met onze zoekactie. Dan willen we snel kunnen zien wat het is. Zo kunnen we ook in duikers, die sloten of watergebieden met elkaar verbinden, kijken. Drones met een warmtebeeldcamera die we de lucht in sturen, mogen we op dit moment maar beperkt gebruiken. Dat heeft te maken met strenge wetgeving. We proberen daar ontheffingen voor te krijgen.”

Hoe vaak worden jullie ingeschakeld bij een vermissing?
„Dat is iedere week wel een paar keer. Vorig jaar zijn we 105 keer ingezet. Vroeger werd bij zoekacties de ME gevraagd. Nu wij bestaan, scheelt dat de politie veel menskracht.”
Zijn er ook zaken die het VST niet in behandeling neemt?
„We gaan niet op zoek naar verdachten achter wie de politie aanzit. We houden rekening met de veiligheid van onze mensen. Maar verder reageren we op alle urgente vermissingen. Het is de politie die dat aangeeft. Minderjarigen behoren vrijwel altijd tot de spoedgevallen. Bij bepaalde medicijnen, psychische gesteldheid of alzheimer kan ook haast geboden zijn.”
Hoe succesvol is jullie inzet?
„In ruim 50 procent van onze zoekacties hebben we iemand teruggevonden en de helft daarvan levend. In veel gevallen gaat het om (pogingen tot) suïcide, vooral bij jongeren. Dat is een onderbelicht maatschappelijk probleem, vinden we. De manieren om zelfmoord te plegen zijn via sociale media en internet makkelijk te vinden.”
Wie betaalt jullie?
„We krijgen geld via sponsoring, uit fondsen en van donateurs. Van twee ministeries hebben we ook een eenmalige bijdrage gekregen. Maar meer financiële armslag is nodig. Onze kosten zijn enorm gestegen. Uitbreiding met nieuwe steunpunten en voertuigen kost ook flink wat. Vrijwilligers krijgen alleen een reiskostenvergoedingen. Die wordt betaald door het Nederlands Veteranen Instituut.”

Jullie werken met vrijwel alleen veteranen. Die hebben ongetwijfeld tijdens een uitzending of diensttijd al veel meegemaakt. Hoe gaan zij om met zoekacties die niet goed aflopen?
„Bij ons zijn ook mensen actief die te kampen hebben met uitzend- of dienstgerelateerde problematiek, bijvoorbeeld post traumatisch stress syndroom (PTSS) en moral injury (moreel trauma). Mannen en vrouwen met een handleiding dus, maar ze zorgen wel voor anderen. Iedereen wil gewaardeerd worden en van waarde zijn. Bij ons zijn ze dat. Heden en verleden ontmoeten elkaar bij ons.”