Kiesstelsel steeds probleem in coalitie
D66 heeft een oplossing van de ministerscrisis, die ontstond na het opstappen van minister De Graaf (Bestuurlijke Vernieuwing), bepaald niet dichterbij gebracht door aan CDA en VVD ook eisen te stellen over een nieuw kiesstelsel. Vooral VVD–aanvoerder Van Aartsen heeft daarmee steeds de grootste moeite gehad.
De Graaf wees deze week bij zijn aftreden met de beschuldigende vinger niet alleen naar de PvdA–fractie in de Eerste Kamer, die de gekozen burgemeester blokkeerde, maar ook naar de VVD–fractie in de Tweede Kamer. De afgetreden D66–bewindsman constateerde bij de liberalen „politieke onwil" om te komen tot een nieuw kiesstelsel.
Daarover werden op aandrang van D66 als kleinste regeringspartij bij het aantreden van het kabinet afspraken gemaakt in het zogeheten hoofdlijnenakkoord. Sindsdien zijn de coalitiefracties het niet eens kunnen worden over de uitwerking van die afspraken.
Het nieuwe kiesstelsel zou een einde moeten maken aan de huidige situatie, waarbij de kiezers vooral stemmen op een lijsttrekker en vervolgens onbekende kandidaten zien plaatsnemen op de zetels in de Tweede Kamer. Politici zouden „herkenbaarder" worden, als de burger op een andere manier zou stemmen. Het hoofdlijnenakkoord liet mogelijkheden open voor de manier waarop dat moest gebeuren. De Graaf koos voor een variant waarbij de burger twee stemmen kan uitbrengen. Een stem op een landelijke lijst is bepalend voor de omvang van de fracties. Een tweede stem op een regionale lijst is bepalend voor de samenstelling daarvan.
CDA, PvdA en VVD bestookten De Graaf met tegenvoorstellen. Onder druk van de deze drie grootste partijen bleef de D66–bewindsman aan zijn voorstel sleutelen, maar geen enkele variant leek te kunnen rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer. Het ging daarbij onder meer om het aantal districten en over de vraag of per district meerdere kandidaten in de Tweede Kamer konden komen.
VVD–fractieleider Van Aartsen zette in mei vorig jaar de kwestie op scherp.Hij wilde dat een besluit niet in de zomer zou worden genomen, maar pas in september. „Haast maakt meer kapot dan ons lief is", zei Van Aartsen in een radioprogramma.
Hij zei niet, hoe een compromis over het kiesstelsel er volgens hem wel uit zou moeten zien, maar herhaalde dat hij eigenlijk voor een districtenstelsel is, zoals ons land dat tot 1917 kende. Voor zo’n stelsel is een wijziging van de grondwet nodig en dat kan niet in één regeerperiode. Bovendien waarschuwde Van Aartsen De Graaf, dat die niet moest proberen om het kiesstelsel door te drukken met steun van de oppositie, maar zonder de steun van de VVD. Dat zou een crisis kunnen betekenen.
Een maand nadat Van Aartsen zich had uitgesproken over het districtenstelsel, baarde hij in juni opzien door tijdens een bijeenkomst van zijn partij over het kiesstelsel te pleiten voor het ’model Bolkestein’. Bij de verkiezingen zou er een ongenummerde kandidatenlijst moeten komen en de kiezers zouden door voorkeurstemmen de samenstelling van de fracties bepalen.
In september vorig jaar kreeg De Graaf het kabinet achter zijn plannen, maar in afwachting van een in te dienen wetsvoorstel betwijfelde Van Aartsen openlijk of het nieuwe voorgestelde kiesstelsel de „eindstreep wel zal halen".
Dit jaar kwam een commissie van de VVD met een voorstel om de burgers de formateur te laten kiezen. Van Aartsen bracht dat in bij overleg tussen de coalitiepartijen om uit de knoop over de bestuurlijke vernieuwing te komen. Behalve over het kiesstelsel ging het ook nog altijd om de invoering van een gekozen burgemeester. Maar de gekozen burgemeester haalde het niet en De Graaf zei ook niet meer te geloven in de haalbaarheid van het nieuwe kiesstelsel.
Na het aftreden van De Graaf zetten D66–coryfeeën, onder wie oprichter Van Mierlo, D66–leider Dittrich onder druk om toch te blijven vechten voor dat kiesstelsel. Dat maakt een uitweg uit de crisis niet eenvoudiger.