Het onderzoek van justitie begint bij de roofoverval op een Edah-supermarkt in Rotterdam, op 8 april vorig jaar, waar Samir A. bij betrokken zou zijn geweest. „Deze verdenking is bewust opgeblazen om huiszoeking bij mijn cliënt te kunnen doen, omdat hij al eerder in verband is gebracht met het voorbereiden van terroristische aanslagen. Daarom is het bewijs dat bij die doorzoekingen werd gevonden, onrechtmatig”, aldus advocaat V. Koppe.

Van de hele strafzaak blijft daardoor niets over, meent de raadsman. Hij vindt dat Samir A. van alle aanklachten moet worden vrijgesproken.

J. Pauw, de andere advocaat van Samir A., hield de rechtbank voor dat voorbereidingshandelingen alleen bestraft kunnen worden als er sprake is geweest van een direct, concreet gevaar. „Dat is in deze zaak niet het geval.” Pauw betoogde dat niets erop wijst dat de spullen die werden gevonden tijdens huiszoekingen bij Samir A. -onder meer zoutzuur, kunstmest, een nachtkijker, een kogelwerend vest, een geluiddemper en een patroonhouder- van de verdachte waren. De spullen kunnen volgens de raadsman ook van andere bewoners van het pand zijn, zoals de vrouw van Samir A., zijn schoonmoeder of mensen die toegang tot de woning hadden.

Samir A. zei aan het slot van de zitting niet te geloven in het Nederlandse rechtssysteem. „Mensen denken dat ik iets te verbergen heb. Die hebben het mis. Ik heb het gevoel dat ik al veroordeeld ben.”

Uitspraak op 6 april.