Bekering
Dit gebed bevat het werk waarom gebeden wordt en de werkmeester waar het van komen moet. Het werk waar Efraïm om bidt, is bekering. De werkmeester die daarom gebeden wordt, is de Heere.Bekeren betekent eigenlijk: bewegen en omkeren van het ene gewest tot het andere dat er tegenover is. Gelijk iemand die met zijn gezicht staat naar het oosten en hij keert zich naar het westen. Opdat het door eenieder recht verstaan zal worden, zo neem de volgende vergelijking. Een molen die op de noordenwind staat, wordt daardoor aangedreven zolang deze waait. Maar als de wind keert en omslaat naar het zuiden, staat de molen stil. Hij kan zich niet keren.
Zo is het met de mens die in zijn verdorven zondestaat staat op de wind van boze begeerlijkheid. Die leidt de driften van de zondige natuur. Maar het kan zijn dat een kracht uit de hoogte op hem komt, als de Heere tot hem neerdaalt met het suizen van een zachte stilte. Hij bestraft die kwade, harde wind en zegt: Zwijg! zodat zij stil wordt en gaat liggen. Daarna zendt Hij uit de hemel een geweldig gedreven wind, waarvan Christus zegt: „Hij blaast waarheen Hij wil.” Dit is de Geest waaruit eenieder wedergeboren wordt die de hemel zal beërven. Als die mens wordt omgezet, loopt hij een geheel andere gang dan voorheen en verschilt zo veel van zichzelf als licht van duisternis en leven van dood.
Jacobus Borstius, predikant te Rotterdam (Verborgenheid der godzaligheid, 1659)