Steun aan Wilders
Het onafhankelijk kamerlid Wilders hoopt en verwacht bij de komende verkiezingen steun te krijgen van orthodox-protestantse christenen. Met hen deelt hij de zorg over de groeiende invloed van de islam. Met hen is hij is hij ook verontrust over het verval van normen en waarden. Met radicale maatregelen wil hij deze ontwikkelingen keren. En dat spreekt sommigen aan, ook in orthodox-protestantse kring.De problemen die Wilders signaleert zijn evident. En zijn streven om de joods-christelijke wortels van onze beschaving veilig te stellen, verdient steun. Dat hij ten strijde wil trekken tegen de verloedering van de samenleving is zeker positief. Waren er maar meer parlementariërs die zo duidelijk om dit aambeeld sloegen. Maar daarmee is nog niet gezegd dat hij de steun en stem verdient van orthodoxe protestanten.
Als het gaat om het plan van aanpak, zijn er duidelijk scheidslijnen. Het meest principiële is Wilders’ standpunt dat het kwaad bij de overheid gezocht moet worden, die te omvangrijk en te log zou zijn. Anders gezegd: hervorm de staatsstructuur en het loopt goed in de samenleving. Daarin is Wilders niet uniek. Ook Russische communisten beweerden begin vorige eeuw dat het kwaad in de structuren zit. Die opvatting is fundamenteel verschillend van de bijbels-gereformeerde dat het kwaad niet primair in de menselijke producten en structuren wortelt, maar allereerst in de mens zelf. En juist om dat kwaad dat voortkomt uit het menselijk hart te beteugelen heeft God de overheid gegeven.
In de samenleving die Wilders voor ogen staat, heeft godsdienst slechts een bescheiden rol. In het interview van afgelopen zaterdag gaf hij weliswaar toe de laatste tijd meer oog te hebben gekregen voor het maatschappelijke betekenis van godsdienst, maar onduidelijk blijft wat volgens hem de rol van religie moet zijn. Blijft die beperkt tot een persoonlijke inspiratiebron voor burgers en politici of gaat hij verder?
In ieder geval kan en wil de liberaal georiënteerde Wilders niet weten van de bijbels-gereformeerde opvatting dat Gods geboden in de politiek maat- en richtinggevend moeten zijn. Hij onderstreept wel het belang van algemeen geaccepteerde waarden en normen. Maar het ontbreekt hem aan een vast ijkpunt. Dat betekent dat wat nu algemeen geaccepteerd is, morgen punt van discussie kan zijn. Zonder de erkenning dat er een altijd geldende norm bestaat, loopt een samenleving het grote gevaar in verval te raken.
Dat Wilders de regel van Gods Woord niet maatgevend vindt, blijkt onder andere uit zijn standpunt ten aanzien van het homohuwelijk. Daar toont hij zich voorstander van. Evenzo heeft hij weinig op met de bijbelse gedachte dat de overheid zwakken in de samenleving moet beschermen. Het sociaal stelsel dat hij verdedigt, leidt tot een verdere verharding van de samenleving.
Verschillende sympathisanten van Wilders binnen orthodox-christelijke kringen beklemtonen dat in het huidige tijdsgewricht steun gegeven moet worden aan politici die de desintegratie en decadentie willen keren. Op een aantal punt doet Wilders dat. Maar daarmee is niet gezegd dat kiezers hem hun stém moeten geven. Hij tapt wezenlijk uit een ander vaatje.
De gedachte dat de protestantse partijen vandaag de dag nauwelijks meer invloed hebben op het politieke spel, kan geen argument zijn. Getalsmatig moge dit zo zijn. De protestants-christelijke partijen bezetten een beperkt aantal zetels. Maar nog onbewezen is dat Wilders wel een massieve politieke beweging op gang weet te brengen.
En al zou dat zo zijn, dan nog is het getal niet het enige dat telt. De Bijbel roept gelovigen op een zoutend zout te zijn. Ook een kleine hoeveelheid zout kan een krachtige werking hebben. Juist nu verdient de protestantse politiek hartelijke steun.