Strafzaak opdracht moord Vincent Jalink niet eerder dan eind 2025
De rechtbank in Amsterdam verwacht de strafzaak tegen de vermeende opdrachtgevers voor de moord op Diemenaar Vincent Jalink eind dit jaar of begin 2026 inhoudelijk te behandelen. Dit bleek vrijdag tijdens een voorbereidende zitting in het proces tegen de vier verdachten in de zaak.
De 38-jarige Jalink werd op de avond van 27 mei 2016 bij zijn woning met twaalf kogels en voor de ogen van zijn toen 9-jarige zoontje doodgeschoten. In de zaak is tot nu toe alleen schutter Gideon G. veroordeeld. Hij kreeg in 2023 in hoger beroep 22 jaar cel.
Volgens justitie is de moord op Jalink aangestuurd door de 37-jarige Muhammed S. uit Amstelveen en de 35-jarige Willy F. uit Amsterdam-Zuidoost. Dat zou zijn gebeurd nadat twee medeverdachten in de zaak - Urker Andries K. (56) en Noord-Hollander Ferry B. (50) - de aanvankelijke opdracht zouden hebben gegeven de Diemenaar te ontvoeren en geld af te persen. Achtergrond daarvan was dat Jalink een miljoen euro zou hebben gehad om te investeren in cocaïne, maar niets zou hebben geleverd.
B. werd in 2018 samen met S. veroordeeld, nadat zij waren gelinkt aan de vondst van 261 kilo cocaïne op een Urker viskotter in Harlingen. S., die de hem toebedeelde hoofdrol ontkende, kreeg in die zaak 13,5 jaar cel, B. 4,5 jaar. Volgens de advocaat van S. ligt in de zaak inmiddels een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad. Uit later beschikbaar gekomen PGP-berichten zou zijn op te maken dat zijn cliënt destijds de waarheid sprak.
S. was vrijdag de enige verdachte die zich in de rechtszaal liet zien. Met zijn raadsman toonde hij zich verbaasd dat het OM niet wil ingaan op zijn aanbod te verklaren. „Er zijn 93 e-mailberichten die tegen mij worden gebruikt. Die berichten zijn uit hun context gehaald. Ik wil daarover tekst en uitleg geven, maar het mag niet.”
Volgens het OM ligt de zaak genuanceerder. „We hebben gezien dat deze verdachte de uitleg over door hem gevoerde communicatie naar zijn hand zet. Hij wil dat ook doen met andere communicatie.” De aanklagers noemden hem daarnaast „breedsprakig”. „Hij vertelt veel en het is niet altijd duidelijk of het belangrijk is. Het moet wel behapbaar blijven.”
De aanklagers stelden als „tussenoplossing” voor dat S. zijn verklaringen eerst op papier zet. De rechtbank beslist later of dat moet gaan gebeuren en neemt dan ook een besluit over een handvol ingediende onderzoekswensen. Wanneer de zaak verdergaat, is niet bekend.