GG willen gesprekken over eenheid voortzetten
De Gereformeerde Gemeenten willen de aangegane contacten met de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en met de Oud Gereformeerde Gemeenten voortzetten. Met beide kerkverbanden zijn de afgelopen twee jaar in totaal vijf gesprekken gevoerd. Het in gesprek zijn met elkaar is als nuttig ervaren.
Donderdag werd in Utrecht de laatste vergaderdag gehouden van de generale synode 2004. Op de agenda stond onder meer de verslaglegging van de commissie kerkelijke eenheid en verscheidenheid (KEV).
In januari 2002 namen de Gereformeerde Gemeenten het besluit om toenaderende gesprekken aan te gaan met enkele andere kerken, met name met de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGN) en met de Oud Gereformeerde Gemeenten (OGG). Zij benoemden toen een commissie kerkelijke eenheid en verscheidenheid, die het initiatief voor de gesprekken zou nemen. Het doel van de beoogde gesprekken was te komen tot meer contact en meer samenwerking. De synode sprak in 2002 in dit opzicht uit „de schriftuurlijke eis van de eenheid van de ware Kerk des Heeren te onderkennen, de droefheid waar te nemen van het verbroken zijn van de kerk in haar zichtbare gestalte, en de noodzaak van bezinning hierop te gevoelen.”
Uit het rapport van de commissie KEV bleek donderdag dat alle gesprekken op openhartige wijze en in een goede sfeer hebben plaatsgevonden. Er is open gesproken over leer en prediking in de onderscheiden kerken.
Met de GGN zijn drie gesprekken gevoerd. Daarbij zijn historische gebeurtenissen (onder meer die welke hebben geleid tot de scheuring in 1953) besproken. Over de gebeurtenissen in 1953 werd aan beide zijden vastgesteld dat veel dingen niet zo hadden mogen gebeuren. De commissie rapporteert: „De sterke indruk bestaat dat besluiten met een vooropgezet plan zijn doorgedrukt en dat zonder voldoende hoor en wederhoor toe te passen het besluit om dr. C. Steenblok als docent te ontslaan werd genomen.”
Van de zijde van de GGN werd gezegd dat verhoudingen reeds voor 1953 verstoord waren geraakt (mede door de problemen rond ds. R. Kok), en dat vervolgens van de opvattingen van dr. Steenblok een karikatuur werd gemaakt.
Aan de orde is ook geweest de vraag of er in 1953 sprake was van een echt leergeschil en van een wezenlijk verschil van opvatting over de prediking van het aanbod van genade. Wat de prediking van het aanbod van genade betreft konden beide commissies zich vinden in de formulering dat in de prediking enerzijds niemand dient te worden uitgesloten van de nodiging om tot Christus te komen, en dat anderzijds gewezen moet worden op de noodzakelijkheid van het werk der wet, waardoor plaatsgemaakt wordt voor Christus.
De commissie KEV concludeert dat er inhoudelijk op grond van Schrift en belijdenis met de GGN een grote mate van overeenstemming bestaat over de inhoud van de beloften en over het functioneren daarvan in de prediking. Hetzelfde geldt ten aanzien van de prediking van het aanbod van genade. Wel rees in de synode de vraag of de prediking van het aanbod van genade bij de GGN wel voldoende functioneert.
Uit de gesprekken met de GGN is gebleken dat verdergaande samenwerking wordt bemoeilijkt door verschillen in opvatting. Door de GGN is opgemerkt dat er binnen de Gereformeerde Gemeenten in toenemende mate verschillen aangaande leer en prediking ontstaan. „Binnen de Gereformeerde Gemeenten wordt over belangrijke zaken niet eensluidend gedacht.” Dat doet hen gereserveerd staan ten aanzien van verdergaande vormen van samenwerking.
Beide commissies hebben het als nuttig ervaren over deze thema’s met elkaar van gedachten te wisselen. „Dat kan voorkomen dat karikatuurvorming en ongewenste publieke discussies in de media plaatsvinden.”
Op hun in juni 2004 gehouden synodale vergadering gaven de GGN reeds te kennen het vooralsnog bij de gevoerde drie gesprekken te willen laten. De synode van de Gereformeerde Gemeenten daarentegen sprak donderdag uit de gesprekken wel te willen voortzetten. Ds. P. Mulder: „Laten we vérder kijken. Het zijn niet ónze kerken, maar het gaat om Christus’ kerk. Als we dat niet in het oog krijgen, kunnen we wel verderpraten, maar is er geen voortgang.”
Twee ontmoetingen zijn er geweest met de Oud Gereformeerde Gemeenten. De belangrijkste gespreksonderwerpen hier waren de wederzijdse erkenning van elkaars attestaties en verdere mogelijkheden voor samenwerking. Beide commissies besloten hun synoden voor te stellen de te volgen praktijk bij de wederzijdse afgifte en erkenning van attestaties en bewijzen van lidmaatschap te herformuleren. Voor verdergaande vormen van samenwerking dan de reeds bestaande werden geen concrete mogelijkheden gezien. Besloten werd dat ieder aan de eigen synode voorstelt de contacten te continueren.
Op initiatief van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) werden met dit kerkverband zes gesprekken gevoerd. Gespreksthema’s waren onder meer de toe-eigening des heils, de prediking van de beloften, de wedergeboorte, de leer van de verbonden en de sacramenten.
De commissie KEV constateert dat binnen de CGK „de laatste jaren ontwikkelingen gaande zijn in leer en levensstijl die de kloof met onze gemeenten verder vergroten.” Gewezen wordt daarbij op de intensieve samenwerking met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). „Dat heeft bij de Gereformeerde Gemeenten de vraag doen rijzen of de Christelijke Gereformeerde Kerken nog wel ingenomen zijn met een toenadering in hun richting.”
Zowel de CGK als de GG hebben laten weten voortzetting van de contacten zinvol te achten, zij het met een lagere frequentie. Daarbij is door beide kerkgenootschappen ook vastgesteld dat er nu geen perspectief is op kerkelijke eenheid.
In haar rapport stelt de commissie KEV met droefheid vast dat sinds de fusie van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Evangelisch-Lutherse Kerk de kerkelijke verscheurdheid in Nederland nog ernstiger vormen heeft aangenomen. De commissie had geen opdracht om hoe dan ook hierin te treden en contacten te leggen met bezwaarde groepen in de drie gefuseerde kerken. „Niettemin zal in de toekomst wellicht wel een bezinning onzerzijds op de nieuw ontstane situatie gevraagd worden.” De commissie liet het oordeel daarover over aan de synode.
De vergadering nam een voorstel over van ds. P. Mulder om ook in de richting van de HHK de bereidheid uit te spreken tot een gesprek. „Laten we verder nu niet gaan. Hersteld hervormden hebben voorlopig genoeg aan het op orde brengen van hun eigen kerk.”
De commissie KEV bestond uit ds. J. J. van Eckeveld (voorzitter), ds. L. Blok, ds. A. Schreuder, ouderling M. van den Berge en ouderling A. Waaijenberg.