GZB-project ”Deelgenoten” slaat aan
Het project ”Deelgenoten” van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) slaat aan. In de afgelopen twee jaar adopteerden ruim zestig hervormde gemeenten een deel van het zendingswerk en daarmee hun ’eigen’ zendingsarbeider.
Door de adoptie van een zendingswerker krijgt de zending een naam en een gezicht. En dat is de filosofie achter het project van de zendingsorganisatie, die de betrokkenheid van gemeenteleden bij de zending wil vergroten. Het is nogal een verschil, vindt B. Stolk, coördinator communicatie en fondsenwerving bij de GZB, of er wordt gecollecteerd voor ”de zending” of voor ”die en die zendingswerker in Peru of Mozambique”. „Gemeenten komen tot de conclusie: Hé, het is mooi om op deze manier bij de zending betrokken te zijn.”
De GZB hakte de 50.000 euro die gemiddeld per zendingswerker nodig is, in honderd stukjes. Een gemeente die een gedeelte van het zendingswerk adopteert, besluit om een of meer delen van 500 euro voor haar rekening te nemen. Dit bedrag kan worden bijeengebracht door de gebruikelijke collecten voor de GZB volgens het collecterooster en door bijvoorbeeld het voeren van acties en projecten.
Een voorlichtingscampagne in 2003 leidde ertoe dat zestig gemeenten, „een behoorlijk groot aantal”, zich inschreef voor het project. Dat aantal staat los van de gemeenten die of zelf een zendingswerker uitzenden of een ander project van de GZB kiezen.
Zo’n 25 zendingswerkers zijn inmiddels geadopteerd, voor een bedrag van om en nabij de 270.000 euro. Stolk tekent aan dat niet alle werkers hiervoor in aanmerking komen. Dat komt bijvoorbeeld omdat de organisatie voor het werk in bepaalde gebieden subsidie krijgt van de overheid. Of omdat de GZB voor sommige werkers die in samenwerking met een andere zendingsorganisatie zijn uitgezonden, niet financieel verantwoordelijk is.
De zending een gezicht geven is het belangrijkste motief van de GZB voor dit project. Financiële zekerheid om de voortgang van het zendingswerk te kunnen waarborgen, is een tweede. „We willen niet in de eerste plaats op geld inzetten, zegt Stolk. Het gaat om de bekendmaking van het Evangelie te midden van andere culturen, volken en talen. Dat zij mogen horen van het heil in Jezus Christus.” Hij vervolgt: „Doordat je zending zo concreet maakt, groeit de opbrengst doorgaans vanzelf. Dat zijn de geestelijke revenuen die zich vertalen in geld. In plaats van vijf delen van 500 euro worden het er bijvoorbeeld acht. Als gemeente wil je daarnaar streven.”
Een misverstand is volgens hem dat gemeenten het gestelde streefbedrag als een verplichting zien en daarom niet aan adoptie beginnen. „Zouden er ’maar’ zeven delen bijeengebracht worden -dat is al mooi- dan volgen er geen sancties. De gemeente zal dan zeggen: „Jammer dat we geen acht delen gehaald hebben, daar gaan we volgend jaar voor.” Zo positief moet je het zien.”
Stolk bemerkt dat in de gemeenten, „na een onrustig jaar”, de hoofden niet zijn gaan hangen. „De kerkelijke problemen waren niet bevorderlijk voor het missionaire werk in de kerk. Maar in veel gemeenten is er nu een nieuw verlangen om in gehoorzaamheid aan de Bijbel gehoor te geven aan de zendingsopdracht. Er worden weer nieuwe zendingscommissies opgericht. De Heere gaat door met Zijn werk. Ik zeg dat in alle bescheidenheid, na alles wat wij er met elkaar van gemaakt hebben.”
De gemeente die adopteert, is in materiële en in geestelijke zin verantwoordelijk voor de zendingswerker. Op zijn beurt heeft de zendingswerker verplichtingen naar de gemeenten die hem onderhouden. „Zijn rol is cruciaal”, benadrukt Stolk. „Er gebeurt veel. De afstand is groot. Daarom moet hij de gemeenten blijven voeden met informatie. Door een bezoek, een rondzendbrief of door een rechtstreekse internetverbinding tijdens een gemeenteavond.”
Na de zestig aanmeldingen is de groei er volgens Stolk „een beetje uit.” Wel wil de GZB nieuwe wegen inslaan om het adoptieproject onder de aandacht te brengen. Stolk: „Het is lastig om voorspellingen te doen. Er zijn zo veel varianten van steun. Een streefgetal hebben we bovendien nooit gesteld.”