BuitenlandArmoede

Kinderhandjes doen in Bolivia veel werk

Kinderarbeid is een gigantisch probleem in Bolivia, waar 3 op de 10 kinderen werken. Meer dan de helft van hen is onder de 14 jaar. „Hier is het gebruikelijk dat kinderen vanaf 4 jaar de straat opgaan om te werken.”

Ynske Boersma
18 November 2024 18:55
De 6-jarige Edy verkoopt snoep en duivenvoer op het centrale plein van Sucre. Meer dan de helft van de werkende kinderen in Bolivia is onder de 14 jaar. beeld Ynske Boersma
De 6-jarige Edy verkoopt snoep en duivenvoer op het centrale plein van Sucre. Meer dan de helft van de werkende kinderen in Bolivia is onder de 14 jaar. beeld Ynske Boersma

Een doordeweekse avond in de Boliviaanse stad Sucre. De tienjarige Yheny zit op de grond naast de ingang van een supermarkt, ineengedoken onder een blauw stuk plastic tegen de regen. Haar voeten zijn in slippers gestoken. Naast haar staat een kartonnen doos met zakjes marshmallows. De voorbijrazende bussen spuwen zwarte roetwolken uit. „Dos bolivianos”, antwoordt ze wanneer iemand haar naar de prijs van het snoep vraagt. Ze steekt twee vingers in de lucht, omhoogkijkend naar de voorbijganger.

Het meisje werkt elke avond op deze plek. Van halfzeven tot tien, zes dagen in de week. Ze is de jongste in een gezin met negen kinderen, vertelt Yheny. De familie leeft in armoede. Haar moeder verkoopt hetzelfde snoep een paar straten verderop in het centrum van Sucre. Haar vader werkt met een paar van haar broers in de zilvermijnen van Potosí, een stad vier uur rijden naar het zuiden. Yheny, haar moeder en een oudere zus wonen in een buitenwijk waar geen stromend water is. Daarom wast ze zich alleen op zondag, tevens haar enige vrije dag.

Yheny is geen uitzondering in Bolivia, waar bijna 3 op de 10 kinderen tussen 5 en 17 jaar regelmatig werken. Je ziet ze overal in het Boliviaanse straatbeeld. Als verkoper op straat, als autowasser bij bushaltes, in restaurants, winkels of op de markt. In 2019, het laatste jaar dat de Boliviaanse overheid een telling uitvoerde, waren dat meer dan 724.000 werkende kinderen. Dat aantal is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen: sinds de pandemie is de Boliviaanse economie in een vrije val geraakt, met als gevolg dat nog meer kinderen noodgedwongen aan het werk moeten om hun ouders te helpen.

Je ziet kinderen overal in het Boliviaanse straatbeeld. Bijvoorbeeld als verkoper op straat of als autowasser. beeld AFP, Aizar Raldes 

Gevaarlijk

Ook wereldwijd nam het aantal kinderarbeiders toe. In het pandemiejaar 2020 steeg het aantal werkende kinderen tot 160 miljoen. Tussen 2000 en 2016 was juist een daling ingezet, naar 94 miljoen, becijferden de Internationale Arbeidsorganisatie ILO, Unicef en de VN in een onderzoeksrapport.

Meer dan de helft van de werkende kinderen in Bolivia is onder de 14 jaar, de wettelijk toegestane leeftijd om te werken. Ongeveer 300.000 kinderen, zo’n 10 procent van de totale bevolking tussen 5 en 17 jaar, werken onder gevaarlijke –en bij wet voor kinderen verboden– omstandigheden, zoals in de zilvermijnen, op cocaplantages, in baksteenfabrieken of in de nachtelijke uren.

„De realiteit is dat veel mensen in armoede leven; daarom gaan kinderen vanaf jonge leeftijd de informele arbeidsmarkt op” - Sofia Romero Ortiz, sociaal werkster

In 2014 haalde Bolivia het wereldnieuws met een opvallende hervorming van de kinderarbeidswet. Niet alleen gaf die wet werkende kinderen het recht op hetzelfde minimumloon en sociale verzekeringen als volwassenen, ook mochten ook kinderen van 10 tot 14 jaar voortaan legaal aan de slag, met toestemming van de ouders. Daarmee was Bolivia het enige land ter wereld dat kinderen zo jong toestond om te werken. De wet was een initiatief van de kinderen zelf, verenigd in een kindervakbond, die daarmee een einde wilden maken aan de uitbuiting van kinderen.

Maar de wet was geen lang leven beschoren: in 2018 werd de legalisering van kinderarbeid weer teruggedraaid, onder druk van de ILO, die kinderen in ontwikkelingslanden vanaf 14 jaar toestaat om te werken. Ook Bolivia is bij de ILO aangesloten.

Veel verschil maakte de wet niet. Van de invoering van arbeidsrechten voor kinderen kwam niets terecht, en kinderarbeid verbieden heeft eveneens weinig zin. „De realiteit is dat veel mensen in armoede leven. Daarom gaan kinderen vanaf jonge leeftijd de informele arbeidsmarkt op”, zegt Sofia Romero Ortiz, sociaal werkster voor de Kinderombudsman in Sucre. „Steeds meer families trekken van het platteland en de buitenwijken naar de stad op zoek naar inkomsten, en zetten daar ook hun kinderen aan het werk. De ouders zien dat niet als iets verkeerds. Het is moeilijk om dat als Kinderombudsman te veranderen, wat de wet ook zegt.”

Rondzwerven

Dinsdagmiddag in Lajastambo, een stoffige buitenwijk van Sucre. Leraar Rodrigo Lora rijdt luid toeterend met zijn ”Mobiele Schooltje” het voetbalveldje van de wijk op, waarna hij en vier Europese vrijwilligers een aanhanger met een meterslang schoolbord vol didactische spellen uitklappen. Binnen vijf minuten hebben veertig kinderen zich op het voetbalveldje verzameld. „Hola profe!” roepen ze enthousiast, en storten zich op de spellen.

Een van de kinderen van het mobiele schooltje in Lajastambo. beeld Ynske Boersma

Het mobiele schooltje, ”Escuelita Movil” in het Spaans, is een initiatief van de lokale ngo Cerpi, een organisatie die pedagogische hulp biedt aan kwetsbare kinderen uit gezinnen die in armoede leven. Zo heeft de organisatie op zeven locaties naschoolse opvangplekken waar de kinderen hulp krijgen met hun huiswerk en waar ze ongedwongen kunnen spelen terwijl hun ouders aan het werk zijn. Daarmee voorkomt de organisatie dat de kinderen aan het werk gaan of rondzwerven op straat.

Het mobiele schooltje, bestaande uit een minibus met aanhanger, is gericht op kinderen in de allerarmste en meest afgelegen stadsbuurten, waar deze voorzieningen ontbreken. Zoals in Lajastambo, een stadsdeel bevolkt door gemigreerde boerenfamilies. De eenvoudige eenkamerhuizen, gebouwd op kleine stukjes droog bergland, hebben geen stromend water. Een stinkend stroompje water dient als riolering. Het is in wijken als deze waar kinderen vanaf zeer jonge leeftijd beginnen met werken, vertelt Lora, die twee keer per week de wijk bezoekt met het schooltje.

„Ons voornaamste doel is het herstellen van het zelfvertrouwen van deze kinderen” - Lora, vrijwilliger mobiel schooltje

„In Lajastambo is het gebruikelijk dat kinderen vanaf 4 jaar de straat opgaan om te werken. De meesten van hen wassen stadsbussen bij de bushalte. Voor 50 cent (nog geen 5 eurocent) halen ze een doekje over de wielen, voor 1 boliviano lappen ze de ramen of wassen de vloer. Anderen verkopen dvd’s, kruiden of plastic zakjes op de markt. Ze werken in het weekend en een paar uur na school. Daarmee verdienen ze zo’n 10 tot 15 bolivianos (0,90 tot 1,40 euro, YB) per dag, genoeg om hun eten of iets extra’s op school te betalen.”

Uitgebuit

Zodra de kinderen iets ouder zijn, een jaar of twaalf, zoeken velen werk in loondienst, waar ze iets meer verdienen. Als automonteur in een garage, verkoper in winkels, in restaurants of als dienstmeisje. Maar dat betekent ook meer uren maken, en in bijna alle gevallen worden de kinderen zwaar uitgebuit. Zo betalen werkgevers hun minderjarige werknemers salarissen van zo’n 45 euro per maand voor een voltijds baan – vijf keer minder dan het minimumloon, vertelt de Kinderombudsman.

Toch is er één lichtpunt: anders dan vroeger is het aantal schoolverlaters laag. Het helpt daarbij dat de Boliviaanse schooldagen met vier uur per dag kort zijn, zodat de kinderen tijd overhouden om te werken. Daarbij geeft de regering elk kind een klein geldbedrag wanneer ze overgaan naar het volgende jaar, vertelt Lora. „Veel is het niet, maar het motiveert de kinderen om hun school af te maken.”

De kinderen krijgen op speelse wijze rekenen, begrijpend lezen en tekenen, en ze krijgen les in Duits en Engels. beeld Ynske Boersma

Het schooltje kan niet voorkomen dat de kinderen aan het werk gaan: daarvoor is de financiële nood in Lajastambo te groot. „Ons voornaamste doel is het herstellen van het zelfvertrouwen van deze kinderen. Zodat hun sociaaleconomische omstandigheden hun niet beletten om iets of iemand te zijn in het leven. Dat ze de beslissing kunnen nemen om te studeren, om te zeggen „ik kan dat”. Want deze kinderen zijn zich al te bewust van hun omstandigheden, ook op deze leeftijd.”

Zo leren de kinderen op speelse wijze rekenen, begrijpend lezen en tekenen, en krijgen ze les in Duits en Engels van de vrijwilligers van het project, drie jonge Oostenrijkers en een Spaanse. Ze krijgen de aandacht waar het hun thuis aan ontbreekt, omdat daar niemand is. „Dat is het grootste probleem in buitenwijken als deze: verwaarlozing”, zegt leraar Lora. „Hun ouders gaan naar de stad om te werken, en laten de kinderen aan hun lot over. Of ze sturen hun kind naar een oma of tante in de stad, om daar te wonen. Ook dat is slecht voor hun zelfvertrouwen. Ze voelen zich in de steek gelaten.”

Kinderarbeid is lastig tegen te gaan in Bolivia, zegt ook Lora. Het grootste obstakel zijn de lage inkomsten van de ouders. Zonder uitzondering werken ze in de informele economie, met inkomens ver onder het Boliviaanse minimumloon van ongeveer 225 euro per maand. „Zolang de regering er niet voor zorgt dat ouders een waardig salaris verdienen waarmee ze hun gezinnen kunnen onderhouden, zullen kinderen de straat op blijven gaan om te werken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer