Het slachtoffer werd levend begraven nadat hij met een schop een paar klappen op zijn hoofd en lichaam had gekregen. Tegen B. was levenslang geëist.

Henny Klein Overmeen verdween op 4 december 2003. De Pompekliniek kreeg meteen argwaan toen hij werd vermist omdat deze man bekendstond als nauwgezet. De politie begon een uitgebreid onderzoek. Pas in maart ontdekten rechercheurs een graf vlak bij de Pompekliniek. Sectie toonde aan dat de man levend was begraven. Hij had gebroken ribben, vermoedelijk omdat hij eerst was geslagen.

B. kwam vrij snel als dader in beeld. Enkele uren voor de verdwijning had hij een schep gekocht. Bij de vriendin van B. werd de mobiele telefoon van het slachtoffer gevonden. B. lokte Klein Overmeen in de val door tegen hem te zeggen dat hij een afspraakje voor hem zou regelen. Het slachtoffer moest daarvoor 500 euro betalen.

B. ontkent. Volgens zijn advocaat is er bovendien geen enkel technisch bewijs. B. zat in de TBS-kliniek omdat hij in 1996 in hoger beroep werd veroordeeld tot acht jaar cel en TBS wegens het doden van zijn nichtje. De laatste tijd mocht hij al geregeld met onbegeleid verlof.

Volgens de rechtbank heeft mede door deze houding de TBS-behandeling nauwelijks effect gehad. De behandeling heeft hem er ook niet van weerhouden opnieuw een geweldsdelict te plegen.

De rechtbank voerde aan dat zij over het algemeen zeer terughoudend is in het opleggen van levenslang, omdat verdachten nog een perspectief moet worden geboden. Maar in dit geval vindt de rechtbank dat de verdachte nooit meer mag terugkeren in de samenleving.