Meestal wint de overheid in rechtszaken over aardbevingsschade. Groningers zeggen na afloop dat zij minder vertrouwen in de rechtspraak hebben.
Gedupeerden van de gaswinning in Groningen die een rechtszaak voeren over de hoogte van hun schadevergoeding zijn „tamelijk negatief” over de procedure bij de rechtbank. Als rapportcijfer geven ze gemiddeld een 5 op een schaal van 10. Bovendien zegt een flink deel van hen na afloop van de juridische procedure dat hun vertrouwen in de rechtspraak is afgenomen. Dat blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen.
In het aardbevingsgebied staan een kleine 300.000 woningen. Ongeveer 40 procent daarvan heeft schade als gevolg van ruim zestig jaar gaswinning en de aardbevingen die deze veroorzaakt. Bewoners kunnen hun schade melden bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Na een melding inspecteert het IMG de woning en neemt een besluit over een vergoeding. Er is geld beschikbaar voor fysieke schade aan huizen, voor immateriële schade (ernstig leed en verdriet door de gevolgen van de gaswinning) en voor het feit dat een huis minder waard is doordat het in het aardbevingsgebied staat. Wie het oneens is met de toegekende vergoeding, kan bezwaar maken bij het IMG zelf, en, als dat afgewezen wordt, in beroep gaan bij de bestuursrechter.
Gedupeerd
In de periode 2020-2023, die door de Rijksuniversiteit Groningen is bekeken, kwamen bij de bestuursrechter in Groningen 896 mijnbouwschadezaken binnen. Oftewel: bijna iedere werkdag start er wel een gedupeerde Groninger een rechtszaak tegen het IMG. De zaak draait dan om het verschil tussen wat het IMG aan schadevergoeding biedt en het bedrag waar de gedupeerde zelf recht op meent te hebben. Gemiddeld is dat een verschil van zo’n 10.000 euro.
In de rechtszaal trekt het IMG vaak aan het langste eind, constateren de onderzoekers. In 70 procent van de zaken wordt de burger in het ongelijk gesteld. Zaken die burgers wonnen, gingen vaak om hoge bedragen. En burgers die hun zaak wonnen, lieten zich vaker bijstaan door een advocaat en een schade-expert.
Dat het Instituut Mijnbouwschade in 70 procent van de zaken gelijk krijgt, wil niet zeggen dat de rechter in Groningen bijzonder op de hand van de overheid is. Het is namelijk een percentage dat vergelijkbaar is met andere rechtszaken tussen burgers en de Nederlandse overheid, weet hoogleraar bestuursrecht Bert Marseille, een van de onderzoekers.
Vertrouwen
Op het eerste gezicht lijken Groningers die hun zaak tegen het IMG verliezen zich daarbij neer te leggen. Minder dan een op de tien gedupeerden gaat tegen de uitspraak in beroep bij de Raad van State. Ook zeggen gedupeerden dat zij tevreden zijn over de ruimte die ze van de rechter kregen om hun verhaal te doen.
Maar toen de onderzoekers doorvroegen, kwam er een groot ongenoegen naar boven. Met de stelling ”Ik kan mij vinden in de uitspraak van de rechter” was driekwart van de ondervraagde gedupeerden het (zeer) oneens. En zes op de tien respondenten zeiden dat hun rechtszaak ervoor heeft gezorgd dat hun vertrouwen in de Nederlandse rechtspraak (sterk) is afgenomen. Tot deze groep behoren óók mensen die hun zaak hadden gewonnen.
Medeonderzoeker Marc Wever, universitair docent bestuursrecht, denkt dat dit geknakte vertrouwen te maken heeft met de verwachtingen waarmee mensen aan hun procedure beginnen. „Heel veel mensen in Groningen hebben schade aan hun huis, en in veel gevallen wordt dat erkend als mijnbouwschade. Als de schade van je buren erkend is, en een expert zegt dat ook jouw schade door de gaswinning komt, ga je met hoge verwachtingen naar de rechter.”
Een deel van de gedupeerden vertelde dat de rechter hen met respect behandelde, oprecht naar hen luisterde en oog had voor hun standpunten. Daarnaast merkten ze dat de rechter kritische vragen stelde aan het IMG en niet zomaar meeging in de argumentatie van het instituut. Desondanks krijgt het IMG vaak gelijk. Wever: „Dat kan dan hard aankomen.”