Driekwart van de mensen tot 35 jaar kan de korenbloem en de margriet niet bij naam noemen en de merel en de vink niet van elkaar onderscheiden. Dat blijkt uit een onderzoekje van Natuurmonumenten. Van de 55-plussers kan driekwart dat wel.
Barbara Gravendeel, onderzoeker bij Naturalis en docent aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, herkent dit. Zij geeft les aan vierdejaars biologiestudenten en ook die hebben moeite klaproos, margriet of korenbloem te benoemen. Een oorzaak is volgens haar dat veel natuur is verdwenen, zodat deze generatie de bloemen minder vaak heeft gezien. Een tweede reden kan zijn dat ze nog onvoldoende tijd hebben gehad zich die namen eigen te maken.
Daar staat tegenover dat studenten die razendsnel kunnen vinden met een app op hun telefoon. Gravendeel noemt dit gebrek aan parate kennis „jammer”, maar prijst het enthousiasme én de behendigheid om digitaal snel informatie te verzamelen en te verwerken. „Deze generatie leeft virtueel!”
Dat stadsecologen soms evenmin in staat zijn planten of dieren te herkennen, vindt ze erger. „Hun kennis van de natuur vormt de basis voor beleid. Zij moeten het wél weten.” Dat zelfs ecologen te weinig weten van planten komt mogelijk omdat zij, net als veel andere mensen, zoogdieren interessanter vinden dan vogels of insecten en zeker interessanter dan planten. „Die zien ze als een soort behang.”
Kakkerlakken
Haar Naturalis-collega Michiel Hooykaas, gepromoveerd op onderzoek naar soortgeletterdheid, vindt het niet alleen jammer dat mensen de natuur in hun omgeving onvoldoende kennen. „Soortgeletterdheid zorgt voor een positievere houding tegenover de natuur. Je moet weten dat een soort bestaat en hoe het ermee gaat, voor je je inspant om die te beschermen.” De bereidheid om bij te dragen aan bescherming, groeit naarmate mensen meer weten van een diersoort. Dat gaat niet altijd op, erkent hij: „Het geldt niet voor enge en gevaarlijke dieren. Kakkerlakken en ratten zijn geen favorieten.”
Een naam weten is de eerste stap om meer informatie te vinden, benadrukt Hooykaas, die naast zijn onderzoekswerk lesgeeft aan eerstejaars biologiestudenten van de Universiteit Leiden. Zijn hypothese: kennis over een soort neemt toe, als je daar leuke informatie over deelt. „Dat geldt ook voor ratten en kakkerlakken. Maar presenteer je die op de eerste plaats als griezelig, dan komt informatie niet over.”
Hoe meer je weet, hoe nieuwsgieriger je wordt, denkt Hooykaas. Net als Gravendeel acht hij kennis van de natuur van groot belang om de draagkracht voor bescherming ervan in de samenleving te behouden. „Als je een pad niet van een kikker kunt onderscheiden, zie je niet dat de ene soort toeneemt en de andere afneemt.”
Volgens een Duits onderzoek is kennis van de natuur onder scholieren tussen 2006 en 2018 met 15 procent achteruitgegaan. Dat dit komt doordat de hoeveelheid natuur achteruitgegaan is, betwijfelt Hooykaas. „Kauwen en huismussen, vogels in onze onmiddellijke omgeving, worden ook slecht herkend.” Hij denkt aan wat anders: „Kinderen zijn veel binnen en ook buiten is er veel afleiding. Zij zien niet wat zich voor hun ogen afspeelt.”
„Kinderen in Den Haag zijn nog nooit in de duinen geweest, omdat ze geen fiets hebben” - Janneke van Montfort, Stichting NatuurWijs
Janneke van Montfort van de Stichting NatuurWijs is het daarmee eens: „De 24-uurseconomie helpt niet om rustig om je heen te kijken en natuur zelf te ervaren. Volle agenda’s weerhouden mensen ervan een wandelingetje te maken.” Bovendien speelt armoede een rol: „Er zijn kinderen in Den Haag die nog nooit in de duinen zijn geweest, omdat ze geen fiets hebben.”
Volgens Hooykaas wordt het beeld van de natuur vooral bepaald door de media. Kinderen kennen tijgers, zebra’s en beren uit prentenboeken en reclames. De jeugd is er meer vertrouwd mee dan met egels en bosmuizen, omdat ze die niet snel te zien krijgen. Dat ook 35-jarigen geen haas van een konijn kunnen onderscheiden, belooft weinig goeds, want kinderen leren ook van ouders en leerkrachten.
De remedie: meer aandacht voor inheemse planten en dieren en meer groen in de woonomgeving. „Je kunt via de mobiele telefoon informatie aanbieden en kinderen nieuwsgierig maken”, oppert Hooykaas, wetend dat het mobieltje een geduchte concurrent is in de strijd om aandacht.