Watermassa van Rhenen tot Amersfoort
Het is 150 jaar geleden dat de Gelderse Vallei onder water liep. De Grebbedijk bij Rhenen kon op 5 maart 1855 de zware last van ijsschotsen niet meer aan en brak door. Tot voorbij Amersfoort stond al snel de hele vallei blank. Vrijdag herdenkt Veenendaal deze gebeurtenis.
„Heden werd de gemeente Rhenen en Veenendaal door een allerontzettenste ramp getroffen, daar de dijk tussen de Grebbe en Wageningen, niettegenstaande alle aangewende pogingen om dezelve te behouden, is bezweken, en de laag gelegen landen in Achterberg en de gehele gemeente van Veenendaal zijn overstroomd. Geheel onvoorbereid is het water de ongelukkigen overvallen, daar er in geen 144 jaren aldaar een dijkbreuk heeft plaats gehad.” Zo schrijft de Amsterdamsche Courant op zaterdag 10 maart 1855.
Slechts tachtig dagen in het jaar bevat de Rijn zo veel water dat de hele Gelderse Vallei onder kan lopen. Dit maakt het gebied beperkt inzetbaar bij de verdediging van het achterland. Het gebied onder water zetten, inunderen, is nagenoeg onmogelijk en duurt zo’n 25 dagen, blijkt uit berekeningen onlangs.
„De winter van 1854 op 1855 lijkt in eerste instantie niet bijzonder streng te worden. Het weer kwakkelt wat en de natuur is zacht en vochtig”, schrijft Ineke van Schuppen in het speciale watersnoodnummer van het orgaan van de Historische Vereniging Oud Veenendaal. „Maar onverwacht zet in januari een felle koudegolf in, die gepaard gaat met veel sneeuw en extreem lage temperaturen. Begin februari begin het te dooien. De sneeuw smelt snel weg, maar doet het rivierwater onrustbarend stijgen. De zomerkaden keren het water niet meer. Het water staat reeds tot aan de dijken. Half februari valt een nieuwe vorstperiode in. Men hoopt dat een paar dagen extra vorst de waterstand zal verlagen, maar de vorst blijft onverwacht lang aanhouden.”
Op 5 maart 1855 rond 15.30 uur breekt de dijk. De Nude tussen Wageningen en de Grebbe komt blank te staan en via Achterberg gaat het water richting Veenendaal. Vijf dagen later staat het 9,05 meter boven NAP in die plaats.
„De scholen te Rhenen, alsmede de kerk te Veenendaal, zijn ingericht om de vluchtenden op te nemen, maar kunnen het aantal, zo gezonden als zieken, niet bevatten. Veel huisraad, aardappelen en veevoeder is aan de golven ten prooi gelaten. De landerijen met het winterkoren zijn verloren, en weemoedig staren de ongelukkigen van de hoogte der bergen op de hen omringende zee, die, wanneer de wind slechts enigermate opsteekt, hun schamele woningen dreigt te verwoesten”, weet de Amsterdamsche Courant te melden.
Elf mensen komen om in het kolkende water. Op 8 maart vaart Gerrit van Wijk met zijn vrouw, zeven kinderen en zijn schoonvader over de Kerkewijk in Veenendaal. Gerrit wil zijn gezin in Amerongen in veiligheid brengen. Ter hoogte van de huidige Stationssingel slaat de boot om. Grootvader Jansen en vijf kinderen van zeventien, veertien, elf, vier en bijna twee jaar vinden in de golven de dood.
„Maar ze zijn niet de enige slachtoffers”, schrijft Van Schuppen. „Een paar weken later, op 21 maart, wil Cornelis van de Zandschulp zijn koeien overvaren naar boerderij Groot-Ruisseveen. Deze boerderij is grotendeels drooggevallen en vijf sterke mannen zullen hem helpen. Een van de koeien blijft niet stilstaan en de aak slaat om. Vijf van de zes mannen verdrinken. Het verhaal gaat dat de zesde gered zou zijn door zich aan de staart van de koe vast te houden.”
Koning Willem II staat al op 7 maart ’s ochtends vroeg in het overstroomde gebied. Als hij drie dagen later hoort dat de Slaperdijk is bezweken, snelt hij opnieuw naar het rampgebied. Met een wagon vol levensmiddelen komt hij aan bij De Klomp, waarna hij met een schuit naar de Markt in Veenendaal wordt gebracht.
Volgens de overlevering ziet een Veens raadslid dat de koning ook suiker uitdeelt. Hij vindt dat voor deze arme mensen niet nodig. De koning ontsteekt hierop in woede en roept uit: „Kerel, je was waard dat ik je voor je kop schoot!”