Het is geen thema dat volle zalen trekt in reformatorisch Nederland: christen-zijn in de stad. Toch weet ds. P.J. (Paul) Visser stadsbewoners die op de Studium Generaleavond in Gouda aanwezig zijn, een hart onder de riem te steken. „Word krachtig in de Heere.”
In de zaal van Driestar Educatief zit een man of veertig. De thema-avond werd in april afgeblazen omdat er te weinig aanmeldingen waren. Toch deed Studium Generale een tweede poging om de bijeenkomst te beleggen. „Dit is een modern thema, dat ons steeds meer aangaat,” zegt Jan Proos, godsdienstdocent aan de pabo in Gouda. Hij opent de avond met het lezen uit Psalm 46. Ook zingen de aanwezigen voorafgaand aan de lezingen van ds. Visser en schooldirecteur Patrick Vogelaar het eerste en het derde vers uit dezelfde psalm. „Geen onheil zal de stad verstoren, waar God Zijn woning heeft verkoren.”
Open toelatingsbeleid
Reformatorische scholen in steden moeten hun best doen om hun leerlingenaantallen op peil te houden. Ze zoeken en vinden echter nieuwe wegen om staande te blijven in een stedelijke omgeving, zo blijkt uit het verhaal van Patrick Vogelaar. Hij is directeur van de Prins Mauritsschool in Delft. In de prinsenstad waren eerst drie reformatorische scholen, maar als gevolg van teruglopende leerlingaantallen bleef alleen de Prins Maurits over.
Vogelaar vertelt dat de school een open toelatingsbeleid hanteert. Ongeveer 50 procent van de 360 leerlingen heeft christelijke ouders. De andere helft van de kinderen heeft een andere achtergrond. „Bij de aanmeldprocedure zijn we heel duidelijk: we vertellen hier elke dag een Bijbelverhaal, ons onderwijs is christelijk. Toch lopen mensen daar niet om weg.” Soms proeft de directeur juist waardering voor de normen die de school hoog houdt.
Op kerkenpad
De christelijke leerlingen die de Prins Mauritsschool bezoeken, hebben dus lang niet allemaal een reformatorische achtergrond. „Langzaam maar zeker hebben Ghanese, Egyptische en Syrische ouders de weg gevonden naar onze school. Ze komen uit evangelische of oosters-orthodoxe kerken. Zelf ben ik daarvoor ook op kerkenpad geweest.”
Vogelaar haalt een herinnering op aan zo’n dienst. „Ik was bij een Afrikaanse kerk waar de dienst om half acht zou beginnen. Ik zat er om kwart over zeven in m’n uppie. Om kwart voor acht kwamen de eerste mensen binnendruppelen. Dansend heb ik mijn collectegeld gegeven, dat was daar zo de gewoonte. En ook de kinderen van die kerk zijn gekomen. Dat is goed voor de leerlingenaantallen en goed voor de identiteit van de school.”
„Ik ga op kerkenpad om leerlingen te werven” - Patrick Vogelaar, directeur Prins Mauritsschool Delft
Uitlenen
Reformatorische christenen mogen hun rijkdom niet voor zichzelf houden, benadrukt Vogelaar. „Als je de waarheid in pacht hebt, betekent dat ook dat je de waarheid uit kunt lenen. Wat ben ik blij als ik hoor dat niet-christelijke leerlingen die onze school bezochten, zijn gaan geloven in God. Een tijdje terug ontmoette ik in de supermarkt een caissière. „Hé, meester Vogelaar”, zei ze. Ze had op onze school gezeten. Ze vertelde me dat ze christen was geworden en dat ze met haar kinderen bidt en zingt. Zulke gesprekjes heb je niet aan de lopende band, maar af en toe mag je vruchten plukken.”
De basisschooldirecteur hoopt dat reformatorische scholen minder beducht worden voor verwatering bij open toelating. „De Mauritsschool is vanaf haar oprichting in 1927 geen ander beleid gaan voeren. Er gaat een krachtige invloed uit van leerkrachten die, verbonden met God, 200 dagen per jaar aan kinderen uit de Bijbel vertellen en met hen bidden.”
Opwaartse spiraal
Is christen-zijn in de stad iets bijzonders? Ja en nee, zo begint ds. Visser, predikant van de hervormde Maranathakerkgemeente in Rotterdam, zijn lezing. „In de stad is er meer openheid. In Amsterdam kon ik gewoon bidden in een café, daar keek niemand van op. Het kan in een dorp moeilijker zijn om voor je geloof uit te komen.”
Toch is de stad volgens de predikant wel degelijk anders dan het platteland. „Steden zijn altijd gericht op vooruitgang. Waar op het platteland het leven centraal staat, een goede oogst, heeft de stad een cultuur van almaar meer, groter, verder.”
Die groei zonder rem is bedreigend voor het geloof, weet ds. Visser. Hij zag het in zijn stadsgemeenten met eigen ogen. Gemeenteleden die ooit aan het Avondmaal gingen, ambtsdrager waren, vervreemdden van het christelijk geloof. „Ze bleven niet in de Wijnstok, liepen leeg, verdorden. Ja, de verstedelijkte samenleving doet wat met ons.”
Tempelplein
Verklaringen daarvoor vond ds. Visser bij de Franse socioloog en theoloog Jacques Ellul. „Ellul schetst de stad vanuit Kaïn. Die creëert zijn eigen woonplek, los van God. Bloemen, bomen, schepping van God, daar zie je weinig van in de stad. Het boek van de natuur gaat daar dicht. De afhankelijkheid van God is er weg.”
Na zijn deprimerende schets van de stad slaat ds. Visser aan het slot van zijn lezing een hogere toon aan. „We laten ons niet uit het veld slaan! Gods Geest werd uitgestort op het tempelplein in een grote stad, op de plek waar zeven weken daarvoor Jezus veroordeeld was. Denken mensen eindelijk van Jezus af te zijn, komt juist daar de Heilige Geest.”
„Denken mensen eindelijk van Jezus af te zijn, komt juist daar de Heilige Geest” - Ds. P.J. Visser, predikant Maranathagemeente Rotterdam
De Rotterdamse predikant moedigt aan tot gebed. „We hoeven niet zenuwachtig een plan te bedenken om onze kerk te redden. De oplossing ligt een knieval bij ons vandaan. Word krachtig in de Heere, zo luidt het korte bevel. We moeten terug naar de bron. Gods hand is niet verkort. Wat Hij in Jeruzalem kon, kan Hij nu nog. Op het gebed kan de kerk in de stad groeien.”