Was Datheen een steile SGP’er of een brede denker?
Was predikant en psalmberijmer Petrus Datheen een steile, rechtzinnige SGP’er avant la lettre? Of was hij wellicht een veel bredere 16e-eeuwse denker dan velen voor waar willen hebben?
Prof. dr. Fred van Lieburg bleek woensdagmiddag tijdens een symposium aan de Amsterdamse VU duidelijk naar het laatste te neigen. Hij had zijn bijdrage aan de middag, georganiseerd door het HDC Centre for Religious History, dan ook aangekondigd als een verhaal waarin hij nieuwe informatie over het levenseinde van Datheen zou presenteren. Die info zou een „andere Datheen” laten zien.
Datheen –hij overleed in 1588– bracht de laatste jaren van zijn leven door in het noorden van Duitsland. In Stade kwam hij onder invloed van de davidjoristen, die de wederdoper David Joris volgden. Predikanten uit de Nederlanden gingen Datheen, die zo veel betekend had voor de reformatie in ons land, opzoeken om hem weer op het rechte spoor te brengen. Datheen betuigde spijt, en daarmee was diens einde alsnog goed.
Zo gaat het verhaal, maar volgens Van Lieburg wijst nieuwe informatie erop dat Datheen misschien wel helemaal niet echt tot inkeer is gekomen. Sowieso ontdekte de VU-historicus in tot nog toe onbekende brieven dat Datheen zich bezighield met alchemie, dus met natuurfilosofie. Hij had waarschijnlijk in Stade een laboratorium waarin hij proefjes deed en stond in contact met andere alchemisten.
Ook, zo ontdekte Van Lieburg, correspondeerde Datheen met de Goudse predikant Herman Herbers, die beschouwd wordt als een voorloper van de remonstranten. Deze stuurde Datheen bijvoorbeeld een exemplaar van een boek van David Joris. Ook na het bezoek van de Nederlandse predikanten bleef Datheen contact onderhouden met Herbers. Volgens Van Lieburg wijst een en ander erop dat Datheen, ook in zijn laatste jaren, nog steeds onder invloed stond van spiritualisten en in mystiek vaarwater verkeerde.
Wilhelmus
De Amsterdamse hoogleraar koppelde deze inzichten aan de discussie die eerder op de middag was gevoerd. Is Datheen misschien de dichter van het Wilhelmus? Volgens Van Lieburg willen we er niet aan dat deze rechtzinnige predikant de dichter zou zijn van ons volkslied. „Hoe leggen we dat aan die voetballers uit?” Als Datheen echter niet een „steile, rechtzinnige SGP’er avant la lettre” blijkt te zijn, maar een breed denkende 16e-eeuwer, dan ontstaat er ruimte om hem ook te zien als de mogelijke dichter van het Wilhelmus, aldus Van Lieburg.
Prof. dr. Els Stronks (Universiteit Utrecht) en haar oud-studente Heleen van de Fliert vertelden tijdens het HDC-symposium ”Echt nep? Dathenus als Dichter des Vaderlands” over hun onderzoek naar de auteur van het Wilhelmus. Stronks liet zien hoe via zogenoemd computationeel onderzoek de naam van Datheen was komen bovendrijven als mogelijke auteur van ons volkslied. Door teksten van allerlei dichters uit de tijd van het ontstaan van het Wilhelmus (rond 1570) in te voeren in de computer, konden specifieke stilometrische patronen worden vastgesteld. Vervolgens kon de dichter die qua stijl het dichtst bij het Wilhelmus kwam worden aangewezen. Dat bleek Datheen.
Ook latere onderzoeken van een wiskundedocent en een hoogleraar statistiek wezen volgens Stronks uit dat Datheen betere papieren heeft dan bijvoorbeeld Marnix van Sint-Aldegonde, die lang als de auteur van het Wilhelmus is gezien. „Misschien kan nieuw onderzoek met AI binnenkort hard maken dat Datheen de dichter is”, aldus de hoogleraar vroegmoderne Nederlandse letterkunde.
Mooie psalmen
Van de Fliert, die bij Stronks een scriptie schreef over Datheen en het Wilhelmus, vergeleek diens psalmvertalingen met de tekst van het volkslied. Een thema als vroomheid en woorden als ”onversaecht” en ”van ’s herten gront” uit het Wilhelmus komen ook in Datheens psalmen voor, meer dan in Marnix’ berijming.
Van de Fliert –die zondags in haar kerkelijke gemeente de psalmen van Datheen zingt– concludeerde dat „het taalkleed van het Wilhelmus past bij de psalmberijming van Datheen”. Eerdere argumenten die pleiten voor Marnix werden door haar onderzoek ontkracht. En ook het godsbeeld dat in het Wilhelmus naar voren komt „sluit meer aan bij Datheen dan bij Marnix”. Van de Fliert: „Wat mij betreft is Datheen de auteur van het Wilhelmus te noemen.”
Ze sprak de hoop uit dat die vaststelling ook zou leiden tot meer waardering voor de psalmberijming van Datheen. „Die zing ik graag, op hele noten, dat is het handigst.” Velen komen volgens haar niet verder dan Datheens regel uit Psalm 60: „Edom acht ik met zijn volk koen,/ Niet beter dan mijn oude schoen.” Van de Fliert: „Maar er zijn ook heel mooie psalmen.”
Tijdens de bijeenkomst, waar ruim veertig mensen op af waren gekomen, besprak kunsthistoricus prof. dr. Rudi Ekkart de handvol afbeeldingen van Datheen die in omloop zijn. Het bekende portret van de predikant met een zwarte baret op, is een tekening van Aert Schouman uit 1755. Die zou de afbeelding gemaakt hebben aan de hand van een schilderij uit Middelburg.
Of het echt een waarheidsgetrouwe afbeelding van de 16e-eeuwse predikant is? Bijvoorbeeld de kleding die is te zien, zoals de kraag, doet duidelijk 16e-eeuws aan, aldus Ekkart. „En in de 18e eeuw waren ze er zeker van dat het Datheen was.” Zelf durft hij zijn hand er niet voor in het vuur steken. „Maar nep is het zeker niet.”
HDC-directeur prof. Van Lieburg presenteerde aan het begin van het symposium een fotografische herdruk van een editie van Datheens psalmboek die in 1572 door Jean Canin is uitgegeven. Deze uitgave kwam waarschijnlijk in Dordrecht van de persen. Aanleiding voor de herdruk, die Van Lieburg samen met zijn broer Mart verzorgde, is het feit dat precies 450 jaar geleden in Dordrecht de zogenoemde liturgische synode van 1574 plaatsvond.
„Wat mij betreft is Datheen de auteur van het Wilhelmus te noemen” - Heleen van de Fliert, auteur scriptie