Vanaf z’n jonge jaren heeft het leven van Jaap Poortvliet uit Oud-Beijerland (80) in het teken gestaan van stukadoren. En dat is veel meer dan een wand vlak maken. Het bracht hem in de mooiste kerken, kloosters, paleizen en huizen over de hele wereld. „Ik ben als kind eens in een kalkput gevallen, zo is het gekomen.”
tekst en beeld Conno Bochoven
Met z’n gedistingeerde snor, stevig postuur en gebruinde huid doet de vitale tachtiger denken aan een Griek, maar zijn tongval is onversneden Rotterdams. Hij is bovendien een volle neef van de bekende schilder Rien Poortvliet. Jaap komt uit een familie van stukadoors: z’n opa begon een stukadoorbedrijf in 1918 en z’n vader zette het later in Rotterdam voort. „Als jonge jongen ging ik al met hem mee”, vertelt Jaap. „Ik sjouwde met spullen en later mocht ik zelf eens een stukje smeren; zo ging het steeds verder. Ik ging naar de ambachtsschool en kwam bij een goed en degelijk stukadoorsbedrijf om verder te leren. Als jongen van 15 werd ik Nederlands kampioen stukadoren. Het leverde me 50 gulden en een hand van de minister op.”
Jaap had dus talent. Na zijn schoolperiode leerde hij in de avonduren door en bekwaamde hij zich tot gezel en later patroon. Thuis leefde hij zijn creativiteit uit op een wand in de slaapkamer: hij probeerde er allerlei ornamenten op uit.
In 1970 nam Jaap het bedrijf van z’n vader over. De welvaart nam toe en daarmee de belangstelling voor decoratieve elementen in huizen. Jaap: „Al snel ging ik wand- en plafonddecoraties ontwerpen en maken en daarnaast open haarden en schouwen. Een bijzondere was een hand die uit het plafond kwam en een plateau vasthield waarop gestookt werd. 's Avonds ontwierp en tekende ik ornamenten en maakte ik in de werkplaats mallen om ze te kunnen gieten.”
„ 's Avonds ontwierp en tekende ik ornamenten ”
Nieuwe technieken met sierpleister en spachtelputz leverden veel werk op. De Franse bank Credit Lyonnais was bijvoorbeeld een grote klant van Jaap. Gepassioneerd kan hij vertellen over de vaak bijzondere technieken die hij zelf uitdacht en toepaste. Zoals bij een klus in Nigeria. „Het ging om een enorm huis met daaronder een complete moskee. De eigenaar was schatrijk. Het hele huis moest gespoten worden met spachtelputz, inclusief enkele bijzondere wanddecoraties.”
Poortvliet werkte in kerken, kloosters, paleizen en bijzondere huizen, overal in Europa. „We waren eens in een Italiaanse kerk. Onder de vloer bleek een crypte te zitten waar eeuwenlang niemand van afwist. Ik heb daar de meest bijzondere fresco’s gezien.”
Restauratieklussen vergen volgens de Oud-Beijerlander veel improvisatietalent. „Soms zijn hele stukken van, bijvoorbeeld, een rococoplafond weg. Als je geluk hebt, zijn er restanten over of is er een foto van de oorspronkelijke situatie. Je doet onderzoek, maakt schetsen en brengt die over op plafond of muur. Dan is het tijd om uit de hand te modelleren met een mengsel van kalk en gips.”
Ook in kleine ruimtes kan Jaap uit de voeten. „Voor een antiek poppenhuis heb ik eens vijf verschillende rococoplafonds gemaakt.” Mooie herinneringen heeft hij aan het provinciehuis in Haarlem, vroeger een paleis. „Honderden meters hebben we daar in stijl bij gemaakt. Ik moet ook denken aan de oude Tweede Kamer in de jaren 90. Honderden bloemblaadjes voor guirlandes heb ik daar gemaakt, stuk voor stuk. Daar werkte ik voor het eerst samen met m’n zoon. Die heeft, net als m’n andere zoon, een eigen bedrijf: de vierde generatie Poortvliets.”
Als het gaat om het allermooiste stucwerk dat hij ooit gezien heeft, noemt Jaap zonder aarzelen het bisschoppelijk paleis in het Duitse Würzburg. Hij heeft er overigens zelf nooit aan gewerkt.
Tientallen projecten kan Jaap opdissen. „Eén van mijn laatste was een kasteel in Brummen, bij Zutphen. Kapot geschoten in de Tweede Wereldoorlog.” Poortvliet trof een enorme puinhoop aan vanwege de granaatinslagen. Het plafond in het trappenhuis was voor 80 procent kapotgeschoten en een groot ornament van 3.60 meter lag in brokken op de grond. Aan de hand van oude foto’s en de restanten kon hij alles modelleren en terugplaatsen. Van de huidige eigenaar mocht hij een heel nieuw plafond ontwerpen met middenstuk en kooflijsten, waar hij door hem zelf ontworpen acanthusbladeren in verwerkte. Jaap: „In de vier hoeken heb ik de beroepen van de vier kinderen uitgebeeld in geboetseerde medaillons en ik heb die afgewerkt met guirlandes en linten. De wanden zijn afgewerkt met een door mijzelf ontwikkelde marmertechniek. Geweldig als je zo de vrije hand krijgt.”
Poortvliet weet wel waar de liefde voor zijn vak vandaan komt. „Ik ben opgegroeid in Rotterdam-West. Daar werd na de oorlog veel herbouwd. Er waren overal kalkputten. Wij speelden daar en ik ben er eens in gevallen.” Lachend: „Helemaal wit van de kalk kwam ik thuis.”
Naast het uitvoeren van eigen projecten is Jaap altijd bezig geweest met het opleiden van vakgenoten. „Ik merkte steeds weer dat het met de kwaliteit van de opleidingen slecht gesteld was. Door de vele contacten die ik had, is het mij gelukt om met hulp van fantastische collega’s, 23 jaar geleden een gilde op te richten. Dat is uitgegroeid tot een broederschap van vakmensen: het Neerlandsch Stucgilde. Het bestaat op dit moment uit veertig leden. Ook hebben we een driejarige restauratiestukadoorsopleiding (master) opgestart in 2004. Ik durf te zeggen dat niemand in de restauratiebouwwereld zo’n opleiding heeft. Het is mijn geesteskind en daar ben ik best trots op.”
Poortvliet schreef boeken en gaf lezingen over z’n vak en leven. Hij werd geridderd en uitgeroepen tot Grootmeester Stukadoor. Met het stucgilde was hij vorig jaar in een museum in het Franse Tours. „Daar stond een opengewerkt ei van gips”, vertelt Jaap. „Het enige wat iedereen uit kon brengen was: Hoe kan dit? Niemand van de verzamelde vakmensen begreep hoe het gemaakt was. Het deed denken aan zo’n tekening van M.C. Escher, waarbij het geraffineerde lijnenspel je op het verkeerde been zet.”
Poortvliet wilde het ei namaken én daarbij een stapje verdergaan. „Ik ben gewoon een ei gaan tekenen, schaal 1:2. Dat betekende al zo’n 50 uur puzzelen en tekenen. In totaal zit er 600 uur werk in het project. Mijn ei is 1.10 meter hoog en weegt 70 kilo. Het zit vol zelfbedachte constructies. Bovendien heb ik er een wenteltrap in gemaakt. Wie ei zegt, denkt aan kippen en die lopen er nu dus ook rond. Ik heb eraan gewerkt op de Restauratiebeurs in Den Bosch; mensen verdrongen zich om de stand.”
„Columbus heeft z’n ei, maar Jaap Poortvliet ook”
Columbus heeft z’n ei, maar Jaap Poortvliet dus ook. Niet bepaald een ‘eitje’ dus, maar een meesterlijk hoogstandje, kunst van museale waarde. Want hiermee toont Jaap Poortvliet toch meer een kunstenaar dan een stukadoor? De snor krult nog wat verder omhoog: „Ach, dat zeg ik niet. Pas gaf ik een lezing voor een kunstenaarskring in de Hoeksche Waard, waarbij ik zei dat ik het mooi vond om als ambachtsman kunstenaars toe te spreken. Gepassioneerd ben ik wel, dat klopt. Ik ben heel blij met het gilde én met het feit dat er goede opvolgers zijn. Want het was een paar jaar geleden 2 voor 12: veel oude technieken dreigden verloren te gaan.”