Achter de voordeur van de gesloten zorg
Op de gesloten zorg zit een slot dat twee kanten op werkt, laat David Steenmeijer zien in ”Welkom in de gesloten zorg”. De cliënt kan er niet uit en buitenstaanders weten niet wat er speelt. De auteur doet vanuit de praktijk een boekje open.
Na het halen van zijn bachelor psychologie besluit Steenmeijer het roer om te gooien. Het starten van zijn master stelt hij uit en hij gaat werken als hulpverlener in de gesloten zorg. Zijn medestudenten begrijpen hem niet –dat is toch voor mbo’ers?– maar hij heeft genoeg van alle theorie en wil met beide benen in de praktijk staan.
Met beide benen in de praktijk staan betekent in werkelijkheid met de voeten in de modder, merkt Steenmeijer al op de eerste dag. Werken in de gesloten zorg is wachten tot de bom barst, loeisterke kerels met meer dan vijf man in de houdgreep houden en na werktijd uitgeput huiswaarts keren.
Maar er is meer. Steenmeijer krijgt Michael Kawaters als collega, een man die een moeilijke jeugd heeft gehad en ook in zijn jongvolwassen leven veel persoonlijke ellende meemaakte. Mich, zoals hij wil worden genoemd, heeft in het leger gezeten, werkte jaren in de gevangenis en komt uiteindelijk als dagbestedingsbegeleider van volwassenen met complexe gedragsstoornissen in de gesloten zorg terecht.
Mich is anders dan de meeste andere hulpverleners, merkt Steenmeijer al snel. Hij bouwt stapje voor stapje een band op met de mannen van de woongroep, ziet escalaties als geen ander aankomen en bereikt meer dan de rest van het personeel ooit voor mogelijk heeft gehouden.
Ook nadat de psychologiestudent na een jaar besluit zijn studie af te gaan maken en de gesloten zorg vaarwel zegt, laat het verhaal van Mich hem niet los. Hij besluit hem op te zoeken en zijn werkwijze op te schrijven.
”Welkom in de gesloten zorg” laat niet alleen zien wie Mich is en wat hem drijft. Het is ook een boek dat de rauwe kanten van de gesloten zorg toont. Met zijn misstanden en de kloof tussen leidinggevenden en gedragsdeskundigen enerzijds en de mensen op de werkvloer anderzijds. Het personeel op de groep vangt letterlijk en figuurlijk de klappen op en krijgt als het erop aankomt altijd de zwartepiet toegespeeld.
Het is ook een boek vol persoonlijk leed. Neem S., een forse jongen met een inktzwarte jeugd en een onbevattelijk groot psychisch trauma. Het is diep verdrietig en adembenemend spannend tegelijk om te lezen hoe hij zich na een misverstand over de aanschaf van nieuwe schoenen opsluit in zijn kamer, het volledige meubilair molesteert, zichzelf beschadigt en uiteindelijk snikkend als een klein kind in Steenmeijers armen terechtkomt. Aan hem de taak om de reus te kalmeren, sussend en strelend als een moeder bij een klein kind.
Mich en ook Steenmeijer voelen geen behoefte de harde realiteit van een leven aan de onderkant van de samenleving te verzachten en dat zie je terug in het taalgebruik. Mich is een man uit de praktijk, neemt geen blad voor de mond en gebruikt uitdrukkingen en vloeken die in andere gevallen voor mij reden zouden zijn een boek aan de kant te leggen. Nu lees ik door. Niet omdat het me niet raakt, maar omdat ik haarscherp aanvoel dat ik dat moet ondergaan en accepteren als ik deze wereld beter wil leren kennen.
Na het lezen van het boek besef ik dat ik nooit meer naar de gesloten zorg kan kijken als voorheen, als ik al wist dat er mensen zijn die op zo’n deprimerende wijze de dag door moeten komen. Je leert ook dat er mensen zijn als Mich, die alles in zich hadden om zelf in de gesloten zorg terecht te komen, maar bij wie dat niet gebeurt. Een ruwe bolster met een blanke pit die haarscherp aanvoelt dat hij werkt met mensen. Mannen die hij dolgraag een laatste kans geeft en koste wat kost uit de gevangenis en uit de goot wil houden.
Welkom in de gesloten zorg, David Steenmeijer; uitg. Harper Collins; 256 blz.; € 21,99