Prof. dr. Armin Baum: Wees niet bang dat theologiestudent van zijn geloof valt als je hem vrijheid geeft
Kun je een theologiestudent vrijlaten in het bepalen van zijn standpunten in Bijbelonderzoek? Of valt hij dan misschien van zijn geloof? Voor dat laatste hoef je niet bang te zijn, weet prof. dr. Armin Baum uit eigen ervaring. „Wie trouw wil zijn aan de Bijbel, wordt niet liberaal.”
Heeft Paulus 2 Thessalonicenzen geschreven? Nee, beweert de Duitse theologie. Ja, stellen bijna alle Engelse uitleggers. Baum zit ertussen geklemd, als Duitse exegeet die het ‘Engelse’ standpunt voorstaat. De hoogleraar Nieuwe Testament vroeg zich af hoe een taalgrens theologische standpunten kan bepalen – en hij vond een antwoord.
Dat antwoord presenteerde hij begin deze maand in een lezing voor promotiestudenten tijdens de jaarlijkse doctoraatsweek van de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in Leuven. Baum is er hoogleraar Nieuwe Testament, evenals aan de Freie Theologische Hochschule (FTH) in Gießen. Beide instellingen willen theologie bedrijven op wetenschappelijke wijze én vanuit de overtuiging dat de Bijbel Gods gezaghebbende Woord is.
U gaf een lezing over een verschijnsel dat u opviel. Wat is dat precies?
„De grote meerderheid van de Duitse wetenschappers ziet 2 Thessalonicenzen als pseudepigrafisch, geschreven door iemand na Paulus. De meerderheid van de Engelse wetenschappelijke literatuur ziet de brief als authentiek van Paulus. Dat is verbazingwekkend. Ik vroeg me af of dit toevallig is of dat er een verklaring voor is.
Na mijn lezing sprak ik collega-wetenschappers van bijvoorbeeld systematische theologie en kerkgeschiedenis en die herkenden het verschijnsel dat conclusies beïnvloed worden door de academische gemeenschap.”
„We moeten onszelf er voortdurend aan herinneren dat argumenten en bewijzen het belangrijkste zijn” - Prof. dr. Armin Baum, hoogleraar Nieuwe Testament
En, welke verklaring hebt u daarvoor gevonden?
„Ik vond er twee. De eerste gaat over de geschiedenis van de Duitse theologie. Het blijkt dat vanaf de jaren zestig de meerderheid van de Duitse theologen ineens begon te zeggen dat 2 Thessalonicenzen niet van Paulus is. De beste uitleg die ik kan bedenken is dat de Rooms-Katholieke Kerk de hermeneutiek heeft veranderd tijdens het Tweede Vaticaans Concilie van 1962-1965. De kerk begon meer open te staan voor historische kritiek. Veel rooms-katholieke theologen sloegen deze nieuwe richting in. In Duitsland was toen nog 50 procent van de theologen rooms-katholiek, in Engeland slechts 10 procent. Daardoor vond de Duitse wending in Engeland niet plaats.
Voor mijn tweede antwoord ben ik gaan kijken naar de sociologie van de wetenschap. Daarvoor las ik het boek ”Oorsprong en ontwikkeling van een wetenschappelijk feit” van de Poolse wetenschapper Ludwig Fleck uit 1935. Hij betoogt dat het ontstaan van wetenschappelijke kennis niet uit twee factoren bestaat –”iemand” ontdekt ”iets”–, maar uit drie: iemand ontdekt iets ”binnen een bepaald denkcollectief”. Oftewel: ik doe en vind wat mijn leermeesters en collega’s doen en vinden. Dat is een heel menselijk proces. Er is altijd maar een heel kleine groep die afwijkt. Daardoor blijven bepaalde opvattingen van wetenschappers hardnekkig bestaan. Deze gedachte is later ook geuit door Thomas Kuhn en daardoor bekend geworden in veel wetenschapsgebieden, zoals de biologie en de natuurkunde, maar ik ken geen wetenschapper die die opvatting ooit heeft toegepast op de exegese.
Wat volgens Fleck ontbreekt, is waardering voor alternatieve opvattingen. En zo komt het dat een student aan een Duitse universiteit niet geacht wordt 2 Thessalonicenzen als paulinisch te zien, wil hij althans zijn graad voor bijvoorbeeld zijn proefschrift kunnen krijgen.”
„Wij zijn niet vrij in absolute zin, want wij volgen Christus en hebben de Bijbel als basis” - Prof. dr. Armin Baum, hoogleraar Nieuwe Testament
Maar als je goede argumenten hebt?
„Dát is precies de les van mijn verhaal: wees je als theoloog bewust van de invloed van de wetenschappelijke gemeenschap. We moeten onszelf er voortdurend aan herinneren dat argumenten en bewijzen het belangrijkste zijn. Dat wilde ik in mijn lezing vertellen aan de promotiestudenten: zorg ervoor dat een liberale omgeving je niet te veel beïnvloedt, maar wees ook niet naïef over de invloed van een conservatieve gemeenschap. Je kunt niet out of the box denken als je je niet bewust bent van de persistentietendens –de neiging tot het vasthouden aan denkbeelden– van je eigen box.”
Het is toch logisch dat wetenschappers die Bijbelgetrouw willen zijn vrezen dat hun studenten met een liberale conclusie komen, als ze hen vrijlaten?
„Ja. Maar als je écht een wetenschapper bent, wil je niet dat ze per se jouw eigen positie overnemen, want dan zou je ze dwingen. We kunnen geen wetenschappelijk werk doen als we de academische vrijheid niet toestaan.
En mijn ervaring is dat als studenten trouw willen zijn aan de Bijbel en Jezus willen volgen, ze dan echt niet liberaal worden, ook niet als je ze het gevoel geeft dat ze vrij zijn. Natuurlijk kan het wel vóórkomen, maar het is niet gebruikelijk.”
U noemt zelf een aantal grenzen aan die vrijheid, zoals trouw zijn aan het Bijbelse getuigenis.
„Er is een confessionele of Bijbelse basis. Die heeft elke theologische universiteit. Zonder confessioneel kader wordt alles mogelijk en dan kun je de kerken niet meer dienen. En dat laatste is wel een belangrijk doel van de academische theologie. Wij zijn niet vrij in absolute zin, want wij volgen Christus. We hebben de Bijbel als basis en die kunnen we niet loslaten, want dat mag ook niet.
Maar als ik geloof dat de Bijbel betrouwbaar is, betekent dat niet dat ik het juiste antwoord weet op elke exegetische of historische vraag. Binnen onze gemeenschappelijke geloofsbasis moeten we elkaar als collega-wetenschappers alle nodige vrijheid geven.
Ik heb zelf nooit het gevoel gehad dat ik niet eerlijk met vraagstukken kan omgaan doordat ik een hoge opvatting van de betrouwbaarheid van de Schrift heb.”
Die betrouwbaarheid van de Schrift zal niet elke theoloog belijden.
„Dat klopt. Daarom vind ik het voor mezelf ook zo belangrijk dat ik in Gießen en Leuven mag werken in een context waar we wél op die manier naar de Bijbel kijken. Het was voor mij een bewuste keuze om zo aan theologie te doen en niet op een liberale wijze, waardoor je geen Bijbels fundament meer hebt én geen levende spiritualiteit.”
U betoogt een gulden middenweg, een smal pad. Dan is het misschien toch verstandig dat u als docent subtiel druk uitoefent in een bepaalde richting, zodat uw leerlingen niet over vijftig jaar die confessionele basis zijn verloren?
„Ik denk dat dat niet nodig is, niet effectief is en niet onze taak is. Studenten moeten hun eigen weg leren vinden, dat is wetenschap. Je moet ermee leren leven dat je leermeester hier en daar andere overtuigingen heeft, anders ben je niet geschikt voor het schrijven van een proefschrift. Het is prima dat mijn studenten ergens anders over denken dan ik. Dat kan niet anders, want niemand heeft de volledige waarheid.”
„Mijn leermeester prof. dr. Jakob van Bruggen gaf zijn studenten veel vrijheid” - Prof. dr. Armin Baum, hoogleraar Nieuwe Testament
Heeft wetenschap bedrijven nog wel zin als de gemeenschap blijkbaar zo veel invloed heeft op conclusies?
„Dat is een pessimistische benadering. Die deel ik niet. Ik denk dat we vrije individuen blijven en dat we beter met sociale invloeden kunnen omgaan als we ons er maar bewust van zijn.
Door dit onderzoek ben ik mezelf beter gaan begrijpen en heb ik geleerd dat het altijd goed is om te luisteren naar mensen die afwijken van meerderheidsopvattingen. Dissidenten zijn niet gek of lastig; zij zijn de echte onafhankelijke wetenschappers.”
Laat theologiestudenten gerust vrij en onafhankelijk onderzoek doen, zegt u. Gaat u nu ook uw eigen proefschrift van destijds herschrijven?
„Nee, want het kenmerkte mijn leermeester prof. dr. Jakob van Bruggen juist dat hij zijn studenten veel vrijheid gaf en hen zelfstandig leerde denken. Hij was met overtuiging gereformeerd, maar ook open-minded. Hij was niet fundamentalistisch, maar wilde theologie en exegese altijd bedrijven in dienst van de kerk.”