Kamer wil focus bij aanpak schijnconstructies op probleemsectoren
Als er straks tegen schijnzelfstandigheid wordt opgetreden, moet vooral gekeken worden naar die sectoren waar deze constructies en uitbuiting het vaakst voorkomen. Dat vinden partijen in de Tweede Kamer. Ook de vier coalitiepartijen zijn het hierover eens, bleek tijdens een debat over de kwestie. Maar PVV, VVD, NSC en BBB denken wel zeer verschillend over de aanpak van schijnzelfstandigheid in het algemeen.
Vanaf 1 januari gaat de Belastingdienst weer handhaven op schijnconstructies, waarbij zelfstandigen werk uitvoeren waar eigenlijk een dienstverband bij hoort. Onder zelfstandigen is hier onrust over, terwijl bonden er juist op aandringen dat er snel weer wordt gehandhaafd. Al jarenlang geldt een wet tegen schijnzelfstandigheid, maar vanwege onduidelijkheid over die wet is er bijna nooit tegen opgetreden. Er is onenigheid over de vraag of bijvoorbeeld uitspraken van de rechter de nodige duidelijkheid bieden.
Coalitiepartij VVD is uiterst kritisch op de algemene handhaving die er weer aankomt. Wat Kamerlid Thierry Aartsen betreft moet de Belastingdienst zich „richten op de probleemgevallen”, en „hardwerkende, goedbedoelende zzp’ers met rust laten”. Het opnieuw handhaven moet zacht landen, vindt hij. „Richt je op die evidente probleemgevallen.” Anders dan NSC en PVV stelt hij voor om voor de rest in eerste instantie alleen een aanwijzing te geven, in feite een soort waarschuwing.
PVV’er Maikel Boon wil dat er hard moet worden opgetreden tegen schijnzelfstandigheid. Dat is „schadelijk voor zowel mensen als de samenleving”, aldus de PVV’er. Maar ook hij steunt vooral „de aanpak van bedrijven die bewust misbruik maken van de regels.” Hij wil voorkomen dat bedrijven die „te goeder trouw handelen onterecht worden bestraft”.
Partijen als NSC en GroenLinks-PvdA vinden het goed dat de Belastingdienst gaat handhaven, en ook naheffingen gaat opleggen waar nodig. NSC’er Tjebbe van Oostenbruggen noemt het „onuitlegbaar dat een deel van de belastingwetgeving al negen jaar niet gehandhaafd wordt”. Wat hem betreft zijn er inmiddels heldere criteria om een arbeidsrelatie te beoordelen. Maar ook „hij wil dat handhaving zich richt „op die sectoren waar de meeste misstanden zijn”.
Volgens BBB-Kamerlid Mariska Rikkers-Oosterkamp is het opheffen van de handhavingsstop „geen oplossing” voor de problemen. „Waarom gaan we handhaven op regels die nog steeds niet duidelijk zijn”, vraagt zij zich af. Ze benadrukt dat er wordt gewerkt aan een nieuwe wet waarin duidelijkere criteria staan.