ING: pas in 2025 koopkrachtwinst ondanks sterke loongroei
De gemiddelde lonen stijgen in 2024 harder dan de prijzen. Dat is normaal gesproken goed nieuws voor de huishoudportemonnee, maar voor veel huishoudens zal dit voelen als koopkrachtherstel in plaats van koopkrachtwinst, zeggen economen van ING. Volgens de bank valt er na twee jaren van sterk gestegen prijzen namelijk nog wat goed te maken.
Veel huishoudens hebben in 2022 en 2023 een flinke koopkrachtachteruitgang moeten incasseren. Ondanks dat de loonstijging dit jaar de inflatie ruimschoots overtreft, zal het koopkrachtverlies van de afgelopen jaren pas in 2025 worden goedgemaakt, stelt de bank.
De gemiddelde loonstijging voor 2024 bedraagt volgens het Centraal Planbureau (CPB) 6,6 procent en ligt ruimschoots boven de gemiddelde prijsstijging van 3,4 procent. De reële inkomens, waarbij de stijging van de lonen gecorrigeerd wordt voor de inflatie, laten daarmee volgens ING de grootste stijging zien sinds 1977.
Volgens het meest recente koopkrachtbeeld, dat traditiegetrouw veel aandacht krijgt in aanloop naar Prinsjesdag, neemt de koopkracht dit jaar naar verwachting gemiddeld met zo’n 2,5 procent toe. Voor 2025 ligt een verdere verbetering in het verschiet van rond de 1 procent. Over de jaren 2022 en 2023 bedroeg het doorsnee koopkrachtverlies voor huishoudens naar schatting echter ruim 3 procent. Op basis van deze cijfers is er volgens ING op dit moment nog niet echt sprake van koopkrachtwinst, maar eerder van koopkrachtherstel.
De bank wijst er verder op dat de toename in koopkracht nogal verschilt tussen de verschillende groepen huishoudens. Zo zien bijvoorbeeld werkenden hun koopkracht in 2024 harder toenemen dan uitkeringsgerechtigden. Voor 2025 geldt precies het omgekeerde. Ook ervaren consumenten inflatie verschillend. Zo ervaart een niet-roker in 2024 bijvoorbeeld een heel afwijkende inflatie dan een roker, aangezien de niet-roker geen last heeft van de recente accijnsverhoging op tabak.