Meditatie: Buiten hoop
Genesis 15:5,6a
„Toen leidde Hij hem uit naar buiten en zei: Zie nu op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zei tot hem: Zo zal uw zaad zijn. En hij geloofde in de HEERE.”
Zo had Izak dus nu al vermeerderd kunnen zijn, zoals hij ook verwacht had. Maar hij zit daar maar met een onvruchtbare vrouw. Het kon wel lijken of God de spot met hem wilde drijven en hem wilde laten zien dat zijn verwachting op niets uitliep. Als hij dan zijn broer Ismaël ziet, die zijn levenswortel niet in de Kerk heeft, vreemd aan alle hoop op behoud, als hij ziet dat die een bloeiend nageslacht heeft, zodat het wel lijkt of God in Ismaël al Zijn genadegaven tentoongespreid heeft, terwijl hij daar maar alleen in zijn huis zit en zelfs geen opvolger heeft, kon hij zeker in grote verwarring raken, omdat het erop leek dat het maar veel beter zou zijn geweest als hij op zijn broer Ismaël had geleken. Dat had hem ertoe kunnen brengen om alles maar los te laten, doordat hij tot wanhoop was vervallen en God de rug had toegekeerd, er maar op los was gaan leven, als hij niet door een verwonderlijk geduld staande gehouden was.
Hier moeten we dus als in een spiegel het beeld van Gods kerk beschouwen, hoe ze begint en hoe God haar staande houdt en vermeerdert. Dat gaat op zo’n manier dat het telkens lijkt alsof wat God ons hier voor ogen stelt, om zo te zeggen niet anders bedoelt dan ons te bedriegen.
Johannes Calvijn,
predikant te Genève
(”Dertien preken over de verkiezing van Jakob en de verwerping van Ezau”, 1562)