Van Weel niet bang dat vredesoverleg vervolging Poetin hindert
Justitieminister David van Weel is niet bezorgd dat de animo voor de vervolging van de Russische president Vladimir Poetin afneemt als het tot vredesonderhandelingen tussen Oekraïne en Rusland zou komen. Van Weel werkt gestaag verder aan een internationaal tribunaal voor de hoofdverantwoordelijken van de Russische invasie, waarvoor Nederland graag gastheer zou zijn.
Oekraïne zinspeelt de laatste tijd voorzichtig op het starten van vredesoverleg met Rusland. Het ‘agressietribunaal’ dat Nederland en andere bondgenoten willen opzetten voor de opdrachtgevers in het Kremlin, maakt Poetin naar verwachting niet enthousiaster over het beëindigen van de oorlog. Maar Van Weel merkt „geenszins” dat andere landen daarom minder beginnen te voelen voor het tribunaal. „Ik zie volle steun”, zei hij na afloop van overleg van de Raad van Europa, dat het voortouw heeft genomen om het tribunaal in het leven te roepen.
De minister hoopt dat die steun blijft. „Oorlogscriminelen horen achter de tralies. Rekenschap blijft ontzettend belangrijk. Niet alleen om echte vrede te kunnen brengen, maar ook voor genoegdoening voor slachtoffers en nabestaanden.”
De justitieministers van het gros van de 46 lidstaten van de Raad van Europa benadrukten donderdag in een verklaring nogmaals de noodzaak voor een internationaal tribunaal. Dat moet volgens hen „brede regio-overschrijdende steun” krijgen om de legitimiteit ervan te waarborgen. De voorvechters denken er van meet af aan over om bijvoorbeeld te proberen een meerderheid van de VN-landen achter het initiatief te krijgen.
Landen en internationale organisaties moeten bewijsmateriaal verzamelen en delen, zodat de daders van misdaden die in Oekraïne zijn gepleegd, kunnen worden vervolgd en vonnissen ten uitvoer kunnen worden gelegd, zo vinden de ministers.
Met de gezamenlijke verklaring is de tweedaagse conferentie in Litouwen beëindigd, die ging over de aanpak van internationale misdaden die in Oekraïne zijn begaan sinds Rusland binnenviel.
De verklaring is door 43 landen ondertekend, waaronder Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Oekraïne en de Verenigde Staten. Het gaat om zowel leden van de Raad van Europa als om zogeheten ‘waarnemers’. Een handvol Raad van Europa-leden als Hongarije, Georgië, Servië en Turkije steunde de verklaring niet.
De Raad van Europa is in 1949 opgericht om de mensenrechten en democratie in Europa te bevorderen.