Centrale banken in de spotlights
De financiële markten keken de afgelopen week vol belangstelling naar de rentebesluiten van verschillende centrale banken. Zowel in de Verenigde Staten als in het Verenigd Koninkrijk en Europa kwamen de ”wijze mannen” van de centrale banken bijeen.
Analisten waren deze keer eensgezind in hun voorspelling, een renteverlaging door de drie centrale banken werd alom verwacht. De enige vraag die openstond was de omvang van de renteverlagingen. De eensgezindheid onder de centrale banken bleek ditmaal ook onverwacht groot. Evenals vlak na de aanslagen in de VS op 11 september verlaagden alledrie de centrale banken deze week wederom hun rentetarieven. Goed nieuws voor de economie, maar de reactie op de aandelenbeurzen was lauw.
Tiende verlaging
De opening deze week was aan het stelsel van centrale banken in de Verenigde Staten, de Federal Reserve (Fed). Afgelopen dinsdag kwam het Federal Open Markets Committee (FOMC) –het beleidsbepalende orgaan– bijeen. Onder leiding van Fed-voorzitter Greenspan besloot het FOMC de Federal Funds Target Rate, het belangrijkste rentetarief, met vijftig basispunten te verlagen naar 2,0 procent.
Het was al de tiende renteverlaging van dit jaar en de rente in de VS is hiermee op het laagste niveau sinds veertig jaar beland. Afgelopen donderdag om één uur volgde het rentebesluit van de Bank of England (BoE). Enigszins tegen de marktverwachting in besloot ook de BoE, net als de Fed, de rente met vijftig basispunten te verlagen.
Om kwart voor twee dondermiddag kwam ook de Europese Centrale Bank (ECB) met een nieuw rentebesluit. ECB-voorzitter Duisenberg maakte bekend dat de ECB de rente met vijftig basispunten had verlaagd. Met deze vierde renteverlaging dit jaar komt de Refi-rente, het belangrijkste rentetarief van de ECB, uit op 3,25 procent.
Inflatiebestrijding
Vrijwel elke centrale bank heeft als taak de inflatie te bestrijden. Een stabiele prijsontwikkeling wordt algemeen gezien als de beste waarborg voor economische groei. Om de taak als inflatiebestrijder te kunnen uitvoeren is het van groot belang dat de centrale bank onafhankelijk van de politiek opereert. Politici hebben veelal kortetermijnbelangen en kunnen bijvoorbeeld in de aanloop naar verkiezingen het monetaire beleid inzetten om de economie te stimuleren en zo kiezers voor zich te winnen.
Onderzoek heeft ook uitgewezen dat in landen waar de centrale bank een onafhankelijke positie heeft, het monetaire beleid veel effectiever is dan in landen waar dit niet het geval is. Een goed voorbeeld van onafhankelijkheid gaf de ECB eind oktober. Verschillende Europese politici hadden openlijk een renteverlaging bepleit, maar de ECB liet haar rentetarieven ongewijzigd.
Onder analisten leeft de gedachte dat de ECB hiermee haar onafhankelijkheid wilde tonen om bij verdere rentevergaderingen ongestoord tot een besluit te kunnen komen. Gezien de stilte die politici de afgelopen dagen in acht namen is de ECB in ieder geval geslaagd in deze ’doelstelling’.
Bij de bepaling van het monetaire beleid kijkt de centrale bank vooral naar economische groei, inflatie en naar factoren die hierop van invloed zijn, zoals de ontwikkeling van de lonen en de geldgroei. Hoge economische groei en een oplopende inflatie zijn voor de centrale bank een signaal om de rente te verhogen en zo de groei van de economie af te remmen. Lage economische groei en een dalende inflatie kunnen de centrale bank daarentegen doen besluiten de rente te verlagen om zo de economie te stimuleren. Vertrouwen is bij het monetaire beleid een cruciale factor. De reputatie en daarmee de geloofwaardigheid van een centrale bank op de financiële markten zijn daarom ook van groot belang voor de effectiviteit van het beleid.
Prijsstabiliteit
Sinds haar oprichting op 1 januari 1999 bepaalt de ECB het monetaire beleid voor het gehele EMU-gebied. De verschillende nationale centrale banken hebben hun bevoegdheid overgedragen aan de ECB. De ECB heeft maar één hoofddoelstelling, namelijk prijsstabiliteit binnen de eurozone. Dit houdt in dat wordt gestreefd naar een inflatiepercentage voor het gehele EMU-gebied dat ligt onder de 2 procent.
In tegenstelling tot deze eenzijdige doelstelling van de ECB is de doelstelling van de Fed tweeledig. Enerzijds streeft ook de Fed naar prijsstabiliteit op de middellange termijn, maar anderzijds heeft de Fed de taak de economische groei in de VS te waarborgen en zo nodig te stimuleren.
Dit verschil in doelstelling tussen de Fed en de ECB verklaart ook het verschil in het gevoerde monetaire beleid. Waar de Fed dit jaar zeer agressief de rente verlaagde (maar liefst tienmaal, in totaal met 4,5 procent!) om de Amerikaanse economie te behoeden voor een ernstige recessie, zat de ECB gevangen tussen enerzijds de afzwakkende groei in Europa en anderzijds de te hoge inflatie. De inflatie in Europa ligt namelijk al sinds mei 2000 boven de streefwaarde van 2,0 procent.
Effecten
Hoe effectief het gevoerde beleid van de beide centrale banken is, moet de komende maanden blijken. Normaal gesproken worden de effecten van een renteverlaging na ongeveer negen tot twaalf maanden waarneembaar. De historie heeft uitgewezen dat renteverlagingen in VS sneller doorwerken in de economie dan in Europa. In de VS moeten de effecten van de renteverlagingen van begin dit jaar nu dus voelbaar worden in de economie.
Eén kanttekening moet echter worden geplaatst. Door de enorme overcapaciteit in de Amerikaanse economie hebben renteverlagingen minder effect dan doorgaans het geval zou zijn. De ECB heeft pas in mei voor de eerste maal haar rentetarieven verlaagd. In Europa laten de effecten van de monetaire verruiming dus nog even op zich wachten. Gedurende de komende maanden moet blijken of beide centrale banken een ernstige recessie hebben weten te voorkomen of dat ze iets van hun magie hebben verloren en dat alle aandacht van de financiële markten onterecht is geweest.
n.a.v.De auteur is obligatieanalist bij Effectenbank Stroeve.