Het gevaar van een amusementsmonarchie
Het Oranjehuis loopt het gevaar een amusementsmonarchie te worden. De aandacht voor kleding en kapsel en de glamour en glitter van het koninklijke bedrijf wijst daarop. Merkwaardig genoeg werkt de vorstelijke jonge generatie dit ook zelf in de hand, stelt Oranje-historicus drs. Arnout J. P. H. van Cruyningen. „Hedendaagse prinsen en prinsessen lijken hun eigen carrière steeds vaker boven het belang van hun historische taak en plicht te stellen.”
Bij Van Cruyningen heeft belangstelling voor de monarchie er altijd ingezeten. Hij studeerde aan de universiteit van Nijmegen geschiedenis met staatsrecht als bijvak. Het klassieke drievoudig snoer, God, Nederland en Oranje, is Van Cruyningen van huis uit bekend. Zijn vader was hervormd predikant in Kloetinge, Rijswijk (ZH) en Nijmegen. Maar zijn vader leerde hem er meteen ook bij die gedachte te relativeren. „Je moet zulke verschillende grootheden niet te gemakkelijk op één lijn zetten. Ook als het Oranjehuis onverhoopt uitsterft of Nederland ophoudt te bestaan, is God er nog. Wat niet betekent dat ik niet zou geloven dat God met Nederland en Oranje van doen heeft.”
Van Cruyningen (1960) schrijft regelmatig over Europese vorstenhuizen, in diverse binnen- en buitenlandse bladen. Verder heeft hij vier boeken op zijn naam staan. Het laatste dateert van eind vorig jaar en draagt de titel ”Oranje in beroering. Máxima, Margarita en Mabel en de dingen die voorbijgaan”. Dit jaar werkt hij mee aan de totstandkoming van de prestigieuze Winkler Prins Encyclopedie van het Koninklijk Huis. „Je hebt de pretentie dat je iets te vertellen hebt. Ik wil dat graag doen op een manier die tegenwicht biedt aan publicaties zoals van de hand van zogenaamde Oranje-historici als Kikkert. De toon en de kwaliteit ervan storen me”, zegt hij.
De aandacht voor het Koninklijk Huis verschuift van hoofdzaken naar bijzaken, signaleert Van Cruyningen. „Het gevaar van een amusementsmonarchie ligt op de loer. Het vorstenhuis wordt beoordeeld op oppervlakkige details als kleding en kapsel. Het wordt een showbizzkwestie. Het gaat om de trends en de glitter en de glamour.” Van Cruyningen vindt deze vorm van belichting een onderschatting van het publiek. „Want het wordt veel interessanter als je ook de historische en staatsrechtelijke aspecten aan bod laat komen.” Hij wil zijn lezers vooral herinneren aan het gemeenschappelijke verleden en aan de staatkundige relevantie van de monarchie. „Dat hebben we in deze tijd nodig.”
De entree van Máxima in Nederland markeert een verandering. „Er ging iets schuiven. Het Koninklijk Huis is losser komen te staan van zaken die tot dan toe vanzelfsprekend waren. Er is steeds minder besef van de beperkingen en verplichtingen die een vorstelijke status met zich meebrengt”, aldus Van Cruyningen. Ook het individualisme gaat de koninklijke familie niet voorbij, stelt de historicus. „Het gaat bij de huidige prinsen en prinsessen vooral om de eigen ontwikkeling en ontplooiing. Kozen Beatrix en Margriet nog vooral voor de plicht, de huidige generatie prinsen stelt openlijk de eigen belangen voorop.”
De westerse monarchie gaat uit van het principe dat de koning voor het leven is benoemd. Het koningschap is erfelijk. Alleen als je je taken niet meer kunt vervullen, kan er een regentschap worden ingesteld. Abdicatie is een soevereine beslissing. Afstand doen is ongebruikelijk - je bent vorst bij de gratie Gods en afstand doen kan zelfs de indruk wekken van een vaandelvlucht. Nederland week op dat punt altijd al af van de gangbare norm. „In de zestiende eeuw maakte een versleten Karel V reeds tijdens zijn leven plaats voor zijn opvolger. In het Huis Oranje-Nassau zie je dat terugkomen. Denk aan koning Willem I, Wilhelmina en Juliana. Juliana deed afstand van de troon toen ze 71 jaar was. Geen ronde leeftijd. Dit om te voorkomen dat men zou gaan speculeren over een soort vaste, pensioengerechtigde leeftijd.” We moeten er dus niet voetstoots van uitgaan dat koningin Beatrix op haar zeventigste stopt, vindt Van Cruyningen. Hij denkt dat zij nog zeker enige tijd Koningin zal zijn, omdat het huwelijk van prins Willem-Alexander en Máxima zich verder moet uitkristalliseren.
Van Cruyningen beschouwt het als een gevaar dat het Koninklijk Huis in staatsrechtelijke zin wordt verkleind en beperkt. Een gevolg is ook dat de familie steeds meer buiten de staatkunde wordt gehouden. Daarmee gaat iets van de oude glans van het Oranjehuis verloren, beoordeelt de historicus. „Het is voor mij een familie op de troon.”
Hij merkt op dat leden van de koninklijke familie steeds minder doordrongen lijken van hun historisch en grondwettelijk bepaalde verantwoordelijkheid. De grootste bedreiging van de monarchie is dat ze van binnenuit wordt uitgehold, stelt hij. „Leden van het Koninklijk Huis lijken zich minder bewust van hun taak en positie. Een voorbeeld zijn de prinsen Pieter-Christiaan en Floris, die vorige week hun huwelijken aankondigden. Met een staatsrechtelijk dubieuze formulering merken ze opgewekt op dat ze voor hun huwelijk geen toestemming vragen aan het parlement.” Van Cruyningen betreurt dat. „Zij doen dat zo gemakkelijk, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Maar zij hebben en hoeven niets te vragen. De Grondwet bepaalt de erfopvolging. De regering beslist over de indiening van een toestemmingswet. En daarbij is alleen het landsbelang doorslaggevend. Niet de persoonlijke wensen en verlangens van betrokkenen.”
Waar mensen van vorstelijken bloede het soms laten afweten, zijn er gelukkig ook burgers die in een monarchale setting prima opereren. Het schoolvoorbeeld van een burger die het uitstekend doet als koningin, is in de ogen van Van Cruyningen koningin Silvia van Zweden. Het is nog te vroeg om te beoordelen of Máxima werkelijke vorstelijke allure in zich heeft. De historicus denkt wel dat het huwelijk van prins Willem-Alexander met de Argentijnse de Nederlandse monarchie op de langere termijn schade berokkent. „Het Oranjehuis heeft zich gelieerd aan een familie met bedenkelijke kanten en een heel andere achtergrond. Hoe we dat ook proberen toe te dekken of te vergeten, er blijven haken en ogen zitten aan die verbintenis. Het blijft spannend om te zien hoe de koninklijke familie en de politiek daarmee zullen omgaan.”
Er is wel gezegd dat de komst van Máxima het beste was wat de Nederlandse monarchie kon overkomen. Van Cruyningen weerspreekt dat als een te gemakkelijk wensdenken. „Als je er aardig uitziet, denkt men al snel dat je het goed kunt doen als prinses.” Van Cruyningen ziet het als zijn missie erop te wijzen dat het Oranjehuis een hoge roeping heeft. „Voor mij is Oranje geboren uit en onlosmakelijk verbonden met de strijd voor gerechtigheid. Dat kan ik niet rijmen met sommige denkbeelden van de familie Zorreguieta.”