Rebellen in Congo hebben vrij spel door gebrek aan gezag
De Lendu-milities die dinsdag in bloedige aanvaring kwamen met de vredestroepen van de Verenigde Naties, proberen al jaren zeggenschap te verwerven over de Oost-Congolese provincie Ituri. De Verenigde Naties willen nu korte metten maken met de beweging.
De VN-Veiligheidsraad liet woensdag gespierde taal horen. „Het is tijd een einde te maken aan deze militie”, zei woordvoerder Eliane Nabaa. Lendu-milities doodden vorige week negen blauwhelmen uit Bangladesh, terwijl er dinsdag vijftig doden aan Lendu-zijde vielen. Voor het eerst in vijf jaar trad de VN-vredesmissie in Congo (Monuc) hard op.
De Lendu-stam is sinds 1999 in voortdurende strijd verwikkeld met de rivaliserende Hema’s. De grootste VN-vredesmacht ter wereld, bestaande uit 16.700 soldaten, probeert de rust in de regio te bewaren. Van een stabiele toestand is echter beslist geen sprake. „De Lendu’s gaan onophoudelijk door met beroven, doden en verkrachten van de Hema’s, waardoor het leven een verschrikking wordt”, aldus Nabaa woensdag.
Toen er in de zomer van 2003 in Ituri een geweldsexplosie plaatsvond, kon Monuc aanvankelijk nauwelijks iets uitrichten omdat de troepen onvoldoende mandaat hadden. Reguliere VN-missies worden niet geacht geweld te gebruiken. In juli 2003 besloot de VN echter dat de Monuc-troepen voortaan „alle noodzakelijke middelen” mochten aanwenden om de burgers van het district Ituri te beschermen. Daarnaast kwam er versterking van de troepenmacht met ruim 6000 man.
De inzet van het conflict tussen de Lendu’s en de Hema’s is het bezit van landbouwgrond. Hema-boeren zouden eind jaren negentig hun areaal hebben uitgebreid ten koste van grond die toebehoort aan de Lendu-stam. De Lendu’s beweren dat de Hema’s bij deze acties zijn geholpen door de lokale autoriteiten.
De rivaliserende stammen gingen over tot vorming van milities om de eigendommen eigenhandig te beschermen. Volgens een rapport van de Congolese mensenrechtenorganisatie Asadho is het ontbreken van een goed functionerende lokale overheid in 1999 funest geweest. Ugandese soldaten die in de regio verbleven probeerden een slaatje uit de ontstane onrust te slaan en mengden zich in het conflict. Meestal schaarden ze zich aan de kant van de Hema’s. De situatie was in juni 1999 niet meer te houden.
„Lendu’s bedwelmden zichzelf en vielen Hema-dorpen aan. Zonder onderscheid te maken maaiden zij met traditionele wapens iedereen neer. Ugandese soldaten verwoestten samen met Hema-extremisten de Lendu-dorpen en hun schuilplaatsen in de bossen. Zij verbrandden alles wat ze tegenkwamen”, schreef een medewerker van Human Rights Watch in 1999.
Hoewel de verdeling van de landbouwgrond in 1999 niet voor het eerst onderwerp van conflict was, leefden de beide stammen generaties lang in vrede naast elkaar. De stammen kwamen zelfs tot een gemeenschappelijke taal en er werd over en weer uitgehuwelijkt. In het verleden werden conflicten door de lokale autoriteiten direct te kop ingedrukt, stelt het rapport van Asadho.
Daar kon in 1999 geen sprake van zijn. De enige effectieve autoriteit in de Ituri-regio was de Ugandese troepenmacht die in november 1998 in Oost-Congo was neergestreken om met de rebellen mee te vechten tegen de Congolese overheid. Vanaf november 1998 voerde Congo de grootste oorlog sinds zijn onafhankelijkheid in 1960.
Vrijwel de hele Midden-Afrikaanse regio was betrokken in een strijd om de controle over economische hulpbronnen (het Oosten van Congo is rijk aan mineralen) en de ’erfenis’ van dictator Mobutu, die het land van 1965 tot de coup van 1997 regeerde. Hoewel Laurent Kabila, vader van de huidige president Joseph Kabila, bij de coup aan de macht kwam, bleven verschillende (etnische) belangengroepen proberen om invloed te verwerven. Buurlanden steunden deze groepen of juist de regering, in de hoop een graantje mee te pikken. De oorlog zou aan 3 miljoen mensen het leven kosten.
In 2002 kwam het tot een vredesregeling, maar de twisten in Oost-Congo bleven voortwoekeren. De stammen weigerden zich te ontwapenen. Volgens een VN-rapport zijn er ongeveer tien verschillende gewapende etnische groeperingen in Ituri actief. Het conflict tussen de Lendu’s en de Hema’s is het meest omvangrijk.
Generaal Jean-François Callot d’Esuries, chef van de VN-troepen in Congo, heeft na dinsdag vervolgacties aangekondigd „tot deze milities volledig zijn ontmanteld.” Het optreden van dinsdag moet een eerste stap zijn naar een definitieve oplossing van het slepende conflict in Oost-Congo.