Oud goud – gesprekken met musici: dirigent Frans Brüggen
Net als eerdere jaren, diept de muziekredactie deze zomermaanden een serie oude interviews met musici op uit het archief van de krant. Onder de noemer ”Oud goud” krijgen de gesprekken met dirigenten, organisten en een cellist een nieuw leven. Vandaag deel 8: Jan van ’t Hul had in november 1986 een interview met dirigent Frans Brüggen (1934-2014), met als kop: ”Zou Mozart de gelegenheid hebben gehad, hij zou het precies zo gedaan hebben als ik”.
Jarenlang speelde hij blokfluit als de beste. De kritieken waren lovend. Zo mogelijk nog lovender zijn ze wanneer hij van gedaante verandert en optreedt als ongeschoold dirigent van het Orkest van de Achttiende Eeuw. Over die eerste hoedanigheid zegt hij: „Ik weet van mezelf dat ik gewoon erg goed speel". En over de tweede: „Dirigeren gaat goed, maar het kost me wel veel moeite". Frans Brüggen over oude muziek, ‘achterlijke’ componisten en een a van 392 trillingen per seconde. Een pagina vol theorie die vanavond in het Muziekcentrum Vredenburg in praktijk wordt gebracht.
„Ik heb vijfentwintig jaar lang in het openbaar blokfluit gespeeld en dan ben je plots dirigent geworden. Ja, iemand moest dat toch doen? En het repertoire voor blokfluit is zo beperkt dat ik dat Orkest van de Achttiende Eeuw als een welkome aanvulling gezien heb. Echt grote blokfluitwerken zijn er eigenlijk niet. Dus dat wordt uiteindelijk toch gescharrel op kleine schaal. En om daar nou je hele leven mee bezig te zijn… De negentiende eeuw heeft voor blokfluit helemaal niets te bieden. Rond 1750 houdt het wel op. Maar dat neemt allemaal niet weg dat ik nog steeds overtuigd blokfluitist ben. Als ik dat ding in m’n mond voel, is dat het toch weer helemaal".
De besten
Het Orkest van de Achttiende Eeuw is geheel samengesteld uit beroepsmusici uit zestien landen. „Specialisten", noemt Brüggen hen. „Dat ze overal vandaan komen, komt doordat je zoveel kwaliteit niet binnen een land bijeen kunt brengen. Stuk voor stuk zijn het de besten ter wereld".
Twee maal per jaar komt het Orkest zes weken lang bijeen om grote en vooral bekende werken in te studeren. Om vervolgens tijdens een toernee door de gehele wereld van zijn kunnen blijk te geven. Deze maand gaat het orkest weer op toernee. Vanavond opent men de wereldreis met een concert in het Utrechtse Vredenburg.
Oude instrumenten
Frans Brüggen: „Ons orkest is uitsluitend gericht op de periode van, zeg maar, de zonen van Bach tot de vroege Beethoven. Latere werken kunnen we niet spelen, daar zijn wij te ‘achterlijk’ voor. Wij spelen uitsluitend op oude instrumenten. Dat betekent dat je het Eroica van Beethoven nog net kunt spelen, maar een Vijfde of Negende Symfonie van hem per se niet meer. We zijn dus beperkt. Dat is weleens jammer, maar dat weet je van tevoren als je het zo aanpakt".
Desondanks rukt het orkest van de Achttiende Eeuw wel ongemerkt verder op in de tijd. Het Eroica dateert uit 1804 en vanavond (20.15 uur) wordt in Utrecht met Symfonie nr. 6 in C van Franz Schubert het jaar 1818 bereikt. „Dat betekent niet dat we van naam gaan veranderen", zegt Brüggen met klem. „In muzikaal opzicht loopt de achttiende eeuw tot aan de Franse Revolutie. Veel werken van na 1800 hebben nog een been heel stevig in de achttiende eeuw. Luister maar naar de eerste twee symfonieën van Beethoven. Wat je dan hoort, is gewoon achttiende eeuw. Maar dat moment is voor ons orkest het breekpunt. Het is de periode waarin de instrumenten van het orkest zich pijlsnel hebben ontwikkeld. Luister goed: ik zeg niet verbeterd, maar ontwikkeld. Dus de fluit kreeg kleppen, koperblaasinstrumenten kregen ventielen, violen werden gewijzigd, dus het hele orkest moderniseerde zich. Die ontwikkeling hebben wij in ons orkest niet doorgevoerd. Vandaar dat breekpunt".
Luxueus
Brüggen is overtuigd van de authentieke juistheid van de aanpak van zijn orkest. „Als Beethoven had kunnen doen wat hij wilde, dus als hij het geld er voor had gehad, dan had hij qua omvang hetzelfde orkest gehad als ik. Vijftig muzikanten dus. Dat komt neer op negen eerste violen, negen tweede violen en de rest navenant. Beethoven zou dat een luxueus orkest gevonden hebben. We weten bijvoorbeeld dat Beethoven bij de première van de Eroica over negenentwintig musici beschikte. Maar dat kwam omdat er gewoon niet meer geld beschikbaar was.
Haydn had een orkest met slechts vier eerste violen. Graaf Esterhazy had nu eenmaal niet meer geld. Maar zodra Haydn in Engeland aankwam, trof hij daar tot zijn voldoening een juweel van een orkest was. Want in Londen hadden ze geld genoeg. Voor Mozart geldt hetzelfde verhaal. Hij had in Salzburg ook maar een zuinig orkestje. Maar in een van zijn brieven heeft hij het over een orkest met maar liefst veertig eerste violen. Hij vond dat prachtig. Ik wil maar zeggen dat wanneer ze in de achttiende eeuw voldoende financiële middelen hadden gehad, dan zouden ze stuk voor stuk hetzelfde orkest hebben gehad als ik".
Authentiek
„Ja, noem dat maar streven naar authentieke uitvoeringswijzen. Hoewel, authentiek is een ongelukkig woord. Ik versta er onder dat je als musicus in dienst staat van een componist en niet in dienst van jezelf. Dus als wij de Eroica van Beethoven spelen, dan moet je diens wensen eerbiedigen. Dat betekent in elk geval dat je speelt op oude instrumenten. Instrumenten uit Beethovens tijd zijn er nog. En voor het overige zijn we buitengewoon goed geïnformeerd over de wijze waarop men in die tijd musiceerde. Dat betekent dat je vrij nauwkeurig weet hoe Beethoven behoort te klinken".
„Muziek kun je in dit opzicht vergelijken met de schilderkunst. Als een doek uit de zeventiende eeuw wat vervallen is, wat bestoft, dan kun je in 1986 wel zeggen: „Wij weten het allemaal veel beter dan die stakkerds van toen, wij zullen dat doekje weleens even op hedendaagse wijze restaureren", maar dan doe je het niet goed. Want een vooruitgang in de tijd is nog geen vooruitgang in kwaliteit. Een oude Rembrandt moet je dus restaureren op de wijze waarop Rembrandt dat ook gedaan zou hebben. Wil je dat niet, dan moet je zelf maar een nieuw schilderij maken".
Werktreue
„Authentiek is een naar woord. De Duitsers hebben er een beter woord voor: Werktreue. Daarmee bedoelen ze: trouw zijn aan het kunstwerk, er niet mee gaan marchanderen. Dus als je Mozart speelt, dan moet je Mozart spelen. Hoewel dat wel altijd een uiting blijft van degene die het speelt. Maar je mag Mozart niet gebruiken om zelf allerlei malle fratsen uit te halen. Dus geen populairklassieke jasjes. Onzin is dat! Zo’n film Amadeus is enerzijds best aardig, want verbreiding onder het volk is wel degelijk een verdienste. Maar de prijs die je ervoor betaalt, is oppervlakkigheid.
Muziek is een wetenschap! Niet zomaar een beetje flauwekul, of een oppervlakkig kunstje. Daar mag je dus niet zomaar even mee aan de haal gaan. Degenen die dat wel doen, zijn overigens verzekerd van een heleboel publieke aandacht. Maar het gaat alleen maar om de show, om de blitz, om het geld. En om niets anders".
„Op het gebied van oude muziek komen er steeds meer musici bij. Grote namen zijn op dit moment Harnoncourt, Koopman, Hogwood, Leonhardt. Toen wij met het Orkest van de Achttiende Eeuw de veertigste symfonie van Mozart hadden uitgevoerd, schreef een recensent dat ze liever Brüggen hoorden dan Harnoncourt. Maar dat zijn slechts graduele verschillen. Binnen een bepaalde historische reconstructiegedachte blijven er verschillende individuele opvattingen bestaan. Dat mag".
„Zo langzamerhand zijn we allemaal weer tot het besef gekomen dat het moderne symfonie-orkest niet het meest geschikte apparaat is om de grote Klassieken uit te voeren. Het Orkest van de Achttiende Eeuw heeft zich in die periode gespecialiseerd. Wij kunnen echter op onze beurt weer niet met latere werken uit de voeten".
„Al die dingen kun je weten wanneer je de moeite wilt nemen om oude bronnen te bestuderen. Velen nemen die moeite niet en gaan dus verkeerd met dat repertoire om. Soms heeft dat ook te maken met een gebrek aan kennis.
Neem alleen maar het notatieprobleem. Hoe noteer je nu precies datgene wat je in klanken bedoelt? Geen enkele componist is daartoe exact in staat. Daarom moet je wéten wat Mozart bedoelt als hij in de partituur schrijft; „Een kwart-een punt-gevolgd door een achtste".
Vaak bedoelde hij niet precies datgene wat hij neerschreef. Soms bedoelde hij een rust in plaats van die punt. En ergens anders is een zestiende bedoeld in plaats van die achtste. Die dingen kun je wéten. En móet je ook weten! Een parallel: in het oud-Nederlands worden soms ook dingen anders gespeld dan ze uitgesproken worden. Als je nu per se oud-Nederlands voor wilt lezen, dan moet je die dingen weten".
Gewetensvragen
„Al doende beschikken we gelukkig over veel informatie uit de tijd van Beethoven. Alleen over het tempo van zijn werken bestaat de nodige onduidelijkheid. De aanwijzingen die hij soms geeft, kloppen van geen kant. Als je bijvoorbeeld het Eroica zou spelen, exact zoals Beethoven dat voorschrijft, dan zou je struikelen over jezelf. Zo’n hoog tempo is niet eens speelbaar. Misschien speelde Beethovens doofheid hem parten. Dove mensen nemen nu eenmaal trager op dan anderen. Voor het Eroica gaf Beethoven de tempo-aanduidingen pas in 1817. Toen was hij al helemaal doof.”
De vraag naar het enige juiste tempo bij Bach noemt Brüggen een gewetensvraag. „Kijk, hoe verder je terug gaat in de historie, hoe minder informatie je hebt. Zonder dat ik dat op exacte feiten kan baseren, wil ik best aannemen dat de tempi die je om je heen hoort, in de regel te hoog liggen. Snelheid was lang in de mode. Maar we komen daar gelukkig weer wat van terug. En dat is goed. Laten er maar van die tegenstromingen zijn die de uitersten wat wegnemen. Hele hoge tempi houden een vorm van minachting in voor de muziek. Zo van: dat is oude muziek, dat moeten we weer wat oppeppen. Onzin!"
Stemmingsverschil
Tijdens het Holland Festival deze zomer maakte het Orkest van de Achttiende Eeuw gebruik van verschillende instrumenten. Scheidt, Bach en Rameau werden uitgevoerd met een a van 392 trillingen per seconde, Mozart kreeg een a van 430 trillingen.
Brüggen: „De stemming van de a lag lange tijd niet vast. Pas in het midden van de negentiende eeuw werden daar afspraken over gemaakt. Dat moest ook wel, want vanaf dat moment werd er steeds meer gereisd. Het muzikaal verkeer nam toe. Een musicus moest kunnen reizen van Parijs naar Londen en van Londen naar Berlijn. Hij moest overal wel dezelfde a aan kunnen treffen. Die a van 392 trillingen was bijvoorbeeld de a uit het Parijs rond 1760. Terwijl die a in Italië op dat moment veel hoger lag. Om dat hele verhaal eens te laten horen hebben we een keer gebruik gemaakt van verschillend gestemde instrumenten".
Zeventig concerten
Alle successen van het Orkest van de Achttiende Eeuw ten spijt, Brüggen blijft in hart en nieren fluitspeler. In die hoedanigheid geeft hij gemiddeld zeventig concerten per jaar. „Ik heb talent voor blokfluitspelen", zegt hij onbevangen. „Altijd gehad ook. Ik ben verliefd op dat stuk hout. Er zijn verschillende soorten talenten. Je hebt blaastalenten, tokkeltalenten, slagtalenten en strijktalenten. Ik heb een blaastalent. Maar niet alle blaastalenten zijn hetzelfde. Je hebt fluiters, je hebt persers. Een perser wordt bijvoorbeeld trompettist. Of hoboïst. Ik ben dus fluitspeler. Met elke keer weer die sensatie van dat ding in je mond, altijd weer die lust, de behoefte om te blazen. Zodra je dat de hele dag wel wilt doen, ben je een echte fluitspeler.
Je hebt ook echte dirigeertalenten. Die heb ik niet. Het kost mij erg veel moeite mijn gebaren over te laten komen. Je hebt mensen die muzikaal niks in hun bol hebben maar die manuaal heel sterk zijn. Dat loopt allemaal gesmeerd, geolied, duidelijk. Prachtig! Abbado is heel goed. Beter dan Haitink, denk ik. Chailly is ook goed. Een natuurtalent. Kon ik het ook maar zo…”