Inspectie waarschuwt voor verschillen in aanpak radicalisering
Wie radicaliseert en wie niet, wordt in verschillende regio’s op verschillende manieren bepaald. Daarvoor waarschuwt de Inspectie Justitie en Veiligheid. „Het risico bestaat dat mensen die radicaliseren aan de aandacht ontsnappen of dat mensen juist onterecht als geradicaliseerd worden gezien.”
Het inspectierapport draait om de ‘weegploegen’ waarin gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie samen bepalen wie te maken krijgt met een gerichte aanpak van radicalisering. In sommige gevallen komen alle signalen van radicalisering bij dat overleg terecht, in andere gevallen wordt vooraf al een selectie gemaakt. Het ontbreekt kortom aan „uniforme en objectieve criteria”.
Een verkeerd oordeel levert volgens de inspectie „risico’s op voor de nationale veiligheid”, omdat een geradicaliseerd persoon niet wordt opgemerkt. Andersom kan het ook dat iemand die niet geradicaliseerd is juist wel als geradicaliseerd wordt gezien. Zo’n stempel „grijpt in op de persoonlijke levenssfeer en kan vergaande gevolgen hebben voor de privacy en bewegingsvrijheid van een persoon”.
Verder hangt de aanpak van radicalisering vaak af van één of twee medewerkers of van gemeenteambtenaren die ook nog allerlei andere taken hebben. De inspectie betwijfelt daarom of het haalbaar is om het signaleren van radicalisering overal goed te regelen.
Minister David van Weel (Justitie en Veiligheid) reageert na het zomerreces op het rapport, schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Een woordvoerder wil tot die tijd niet op inhoudelijke vragen ingaan.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten is, ondanks de kritiek, „blij met de constatering dat het in veel gemeenten al goed gaat”. Het is goed dat het signaleren van geradicaliseerde mensen bij gemeenten ligt, vindt de koepelorganisatie. „Gemeenten staan het dichtst bij de inwoners.”