Dr. Van der Sluijs tegen charismatische vernieuwing
Dr. W. J. Ouweneel mag van mening zijn dat de Reformatie naast het sola Scriptura (alleen de Schrift) ook solo Spiritu (alleen door de Geest) had moeten poneren, maar hij moet dan wel zo eerlijk zijn toe te geven dat hij daarmee niet staat in de traditie van de Reformatie, maar in die van de Radicale Reformatie dan wel de doperse beweging.
Dat schrijft dr. C. A. van der Sluijs in de Waarheidsvriend die donderdag verschijnt.
Hij reageert hiermee op uitspraken die dr. Ouweneel op 19 februari in het EO-programma Deze Week deed. „Wélbewust schermde Luther (maar ook Calvijn) het Schriftverstaan af tegen de charismatische beweging van zijn dagen. De geestdrijverij van die dagen dreigde het Woord zelfs tot zwijgen te brengen. Luther was er vuurbang voor”, aldus ds. Van der Sluijs, hervormd emeritus predikant in Veenendaal.
De uitspraken staan in het kader van Ouweneels pleidooi voor charismatische vernieuwing, die over de kerken van de Reformatie zou moeten komen, inclusief die van de gereformeerde gezindte. Daartegenover stelt ds. Van der Sluijs dat de „hemelse leer” van de rechtvaardiging van de goddeloze blijvend beleefd moet worden.
„Men moet niet opnieuw proberen dit ons afhandig te maken. Rechtsom of linksom, maar men zal van de leer der zaligheid afblijven. Sprak Calvijn niet van de „hemelse leer”? Men doet af aan die hemelse leer als men de rechtvaardiging van de goddeloze omzet in de rechtvaardiging van de vrome. Die omzetting vindt daar plaats waar de actualiteit van de genade en van het geloof niet blijvend worden beleefd en beleden, zoals Luther dit verwoordde: semper a novo incipere (altijd opnieuw beginnen).
Ouweneel haakt hier af, want wij zijn immers een nieuwe schepping in Christus Jezus! Jawel, maar altijd weer uit genade en door het geloof en door het Woord alleen. Wie daarin niet genoeg Geest vindt, die heeft de Geest apart nodig. Deze is dan niet Thuis, want Hij huist in het Woord.
Dit is geen kwestie van een accentsverschil, maar hier gaat een wissel om. Men moet zo eerlijk zijn om dit te willen weten. Of is dit laatste nu juist het hele probleem? Ik vermoed het. Waar het nog niet af is, moet de zaak aangevuld worden door de zogenaamde Geest.”
Volgens de predikant hebben Luther en Calvijn de Geest nauw aan het Woord gebonden. „Er zou van de Geest geen sprake zijn zonder het Woord en het Woord zou niet ter sprake komen zonder de Geest. Bijna was hier letterlijk sprake van een vereenzelviging. Woord en Geest waren niet te scheiden voor de reformatoren, al wilde Calvijn in deze wat meer ónderscheiden dan Luther.
Daarmee beleed men in de lijn van Nicea (325 na Chr.) dat de Geest uitgaat van de Vader en van de Zoon. Beleden werd de uiterst bescheiden opstelling van de Geest binnen de goddelijke drie-eenheid en dan ook binnen de trinitarische spreiding van het werk van God.
De hervorming zette daarmee de lijn van de Oude Kerk voort. Voortaan zou alleen de Schrift de dienst weer uitmaken van en in de kerk. En dan altijd door en in de Geest. Het Woord kon je horen, de Geest niet. Maar dan zó dat je het Schriftgeworden Woord alleen maar kon horen door de Geest. De Geest sprak en spreekt door en in het Schriftgeworden Woord. De Geest gaat nooit uit van zichzelf, daar is Hij veel te bescheiden voor. Hij zou immers van zichzelf niet spreken, maar Christus (het Woord) verheerlijken.”
Ds. Van der Sluijs schrijft dat we vanuit het verstaan van de Schrift alleen in en door de Geest de traditie van de Reformatie en van de kerkvaders verstaan „en daar dan ook in staan en zó daarin verder gaan. Het ”alleen de Schrift” blijft daarmee recht overeind. Alleen het Woord van God zal ons leven bepalen, en geen mensenwoorden, hoe geestelijk ze ook zijn of lijken te zijn.”
„Ik wil maar zeggen dat het ”alleen de Schrift” een reformatorisch baken was in de woelige zee van de geestdrijverij van die dagen”, aldus ds. Van der Sluijs. „Kiest men voor het standpunt van de Radicale Reformatie dat de Geest ook aandacht vraagt voor zichzelf, dan is dit iemands eigen keuze, maar dan moet men ook eerlijk zeggen dat men van een andere geest is dan die de Reformatie bezielde. Anders loopt men de kans zich schuldig te maken aan (on)geestelijke verlakkerij van de mogelijk vele ’onwetenden en dwalenden’ in de gereformeerde gezindte.”