Economie

„Soms duikt er een koe de vaart in”

Hoezo zijn koeien sloom? Zet de staldeur na de winter op een kier en de kudde is niet meer te houden. „Soms duikt er eentje de vaart in.” De meeste melkveehouders in Nederland hechten eraan dat hun dieren ’s zomers naar buiten kunnen. Koeien in de wei zijn echter allerminst vanzelfsprekend.

24 April 2002 08:38Gewijzigd op 13 November 2020 23:32

Boer Peter de Jong gebaart dat fotografen, cameramensen en schrijvende pers beter wat aan de kant kunnen gaan. Verstandige tip, zo blijkt. Wanneer de melkveehouder uit Zoeterwoude de deuren openzwaait, duurt het nog geen tel voordat koe nummer één haar kop naar buiten steekt. Om met een dolle sprong de drempel te passeren.

Haar vijftig soortgenoten bedenken zich geen seconde. In een mum van tijd staat de meute zich buiten te verdringen. Met de kop in de lucht en in razende galop gaat het richting de ophaalbrug. „Da’s altijd eng”, verzucht boerin Nel. „Soms duikt er eentje de sloot in.” Deze keer gaat het goed. De zwartbonten denderen de groene wei in en leven zich uit in het gras. „Genieten”, vindt De Jong. „Laat ze maar even uitrazen.”

Boerenorganisatie LTO-Nederland en Milieudefensie haalden dinsdag de pers naar de rand van het Groene Hart. Alsof koeien die na de winter de wei in gaan iets bijzonders zijn. „Een beetje ongewoon is het wel”, geeft melkveehouder De Jong toe. „Dit soort aandacht hebben we nog nooit gehad.”

Toch is weidegang niet vanzelfsprekend, legt Siem Jan Schenk, voorzitter van de vakgroep rundveehouderij van LTO-Nederland, uit. „In Nederland zijn we daar redelijk uniek mee. In de Verenigde Staten en in Zuid-Europese landen ziet een koe de stal alleen maar vanbinnen.”

Maar ook in Nederland worden steeds meer melkkoeien om milieu- en economische redenen het hele jaar door op stal gehouden. Op dit moment betreft dat zo’n 8 procent van de 1,5 miljoen melkkoeien die Nederland telt. Die tendens moet worden doorbroken, zo luidde gisteren de oproep, al is er volgens LTO-Nederland weinig mis met een moderne koeienstal.

Er zijn sowieso al veel minder koeien om in de wei te doen: 5,3 miljoen runderen in 1985 tegen 3,9 miljoen nu (waarvan dus 1,5 miljoen melkkoeien). De opkomst van de melkrobot is een van de redenen waarom veehouders hun dieren vaker op stal laten. Schenk: „Ook worden de koppels steeds groter en zijn ze buiten dus moeilijker te managen.” Een gemiddelde stal telt vijftig koeien, tegen twintig in de jaren zeventig. Verder kan de mestwetgeving een oorzaak zijn om het vee maar binnen te houden. „Op die manier kunnen veel boeren het verlies van mineralen beperken, en dus de kosten.”

Draagvlak voor koeien in de wei is er, weet Schenk zeker. „Tijdens de mkz-crisis, nu een jaar geleden, kregen we reacties van burgers die het raar vonden dat er buiten geen koe te bekennen was. Ook het gros van de melkveehouders vindt dat hun vee ’s zomers buiten hoort te lopen. De eerste weidegang is voor veel boeren nog steeds een hoogtijdag.”

De schoen gaat echter wringen. Een liberaliserende wereldhandel bijvoorbeeld baart een boer kopzorgen. Schenk: „Straks kan een pak melk net zo gemakkelijk uit Californië of Roemenië komen. Daar zijn de productieomstandigheden niet te vergelijken met hier. Uit concurrentieoogpunt is het dan niet verwonderlijk dat de melkveehouderij industrialiseert.”

De burger kan weidegang dus hoog in het vaandel hebben staan, boeren moeten wél leven. „We willen niet verbloemen dat het houden van koeien een economische activiteit is waarmee melkveehouders hun brood verdienen. Maatschappelijke wensen waar geen directe opbrengsten tegenover staan, verhuizen dan vlot naar het tweede plan.”

LTO-Nederland is geen voorstander van een wettelijke verplichting tot weidegang, maar wil die wel stimuleren. De boer kan het echter niet alleen. Zo dient de overheid met onder meer werkbare milieuwetten te komen. „Op dit moment hebben we weinig aan die overheid”, vindt Schenk. „Minister Brinkhorst van Landbouw zegt dat een koe buiten hoort, zijn collega Pronk van Milieu zegt precies het tegenovergestelde.”

Ook van de consument wordt het nodige verwacht. „Tolpoortjes in het boerenlandschap werken niet”, vindt Vera Dalm van Milieudefensie. „Maar afrekenen in de supermarkt kan wel.” Voor Milieudefensie zijn koeien in de wei hét middel om mensen de groene ruimte als belangrijk te laten ervaren. „En dus is het de allerbeste manier om verstedelijking tegen te gaan. Daar moeten we wat voor overhebben. Heel Nederland verkopen aan Natuurmonumenten is geen optie. Een stevige landbouwsector -het liefst 100 procent biologisch natuurlijk- houdt Nederland open en groen.”

Volgens een onderzoek van het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) heeft de helft van de burgers 10 eurocent of meer over voor een liter melk van koeien uit de wei. „Dat zijn aanzienlijke bedragen”, aldus CLM-onderzoeker Frits van der Schans. Of diezelfde consument zijn woorden ook in daden omzet als hij voor het schap staat, moet de praktijk uitwijzen. Boer De Jong waagt dat te betwijfelen. „Daarmee hebben we mindere ervaringen als het om biologische producten gaat.”

Goed voorbeeld doet in ieder geval goed volgen, verwacht Van der Schans. „Er is al een Noord-Hollandse kaasfabriek die zijn leveranciers een halve eurocent per liter melk meer geeft als de koeien ’s zomers in de wei staan.”

De melkveehouderij moet er in ieder geval voor zorgen dat het het positieve imago dat de burger van de sector heeft, vasthoudt, vindt hij. „De burger hecht achtereenvolgens aan dierenwelzijn, diergezondheid en landschap en natuur, zo leert ons onderzoek. Een koe in het weiland past prima bij dat plaatje.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer