Verlangen naar meer van de Geest
Titel:
”Meer dan genoeg. Het verlangen naar meer van de Geest”
Auteur: H. ten Brinke, J. W. Maris e.a.
Uitgeverij: De Vuurbaak, Barneveld, 2004; 168 blz.
ISBN 90 5560 282 5
Pagina’s: € 13,75. Je hoort boeiende verhalen van andere christenen: Gods Geest heeft hen vervuld, ze kregen overweldigende ervaringen van Gods liefde. Is het niet bijbels om daarnaar te verlangen? In ”Meer dan genoeg” wordt het ”verlangen naar meer van de Geest” aan de Bijbel getoetst. Het is een moedig boek, maar bezwaarlijk vind ik het massieve spreken over geloof en heil.
Er tekent zich in kerkelijk Nederland een tendens af. Conferenties en cursussen vragen aandacht voor de gaven van de Geest. Zo stond op 14 februari in deze krant een verslag van een symposium over charismatische vernieuwing: ”Verlangen naar meer”, gehouden in de Nederlands gereformeerde Jeruzalemkerk te Utrecht. Een van de sprekers zei: „Het vertrouwen in de confessies is voorbij. De Heilige Geest werkt niet via de lijnen van onze belijdenis. Het belang van de goede leer onderschrijf ik, maar het leven met God is meer dan dat.” En een vertegenwoordiger van de New Wine-beweging karakteriseerde de charismatische vernieuwing als een beweging van ”verwachting en ervaring”.
Vooral binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken blijkt er toenemende behoefte aan de zogenaamde geestesgaven, zoals het spreken in tongen en gebedsgenezing. Meer van de Geest! dat is het verlangen van velen.
Laat het duidelijk zijn: de schrijvers -vijf gereformeerd-vrijgemaakte en twee christelijk gereformeerde theologen- maken zich grote zorgen. Ze zien ontwikkelingen die meer en meer binnen de eigen kerken openbaar komen en die niet klakkeloos mogen worden overgenomen. Naar hun oordeel is een kritische beoordeling in het licht van de Schriften nodig.
De opzet van het boek is doordacht en helder. Binnen het denken over dit thema is de doop met de Heilige Geest een actueel item. Daarmee begint dit boek dan ook. Een aantal hoofdstukken is gewijd aan concrete onderwerpen: de praktijk van het gebed, het spreken in tongen, gebedsgenezing, het opleggen van de handen. Een breed hoofdstuk bespreekt de geschiedenis van het ”evangelische en charismatische christendom”. In het slothoofdstuk wordt de balans opgemaakt. Gespreksvragen en literatuurverwijzingen zijn toegevoegd.
Onbijbels verlangen
De auteurs geven aan dat het verlangen naar ”meer van de Geest” in beginsel legitiem is. Vandaag is beleving een toverwoord dat ons best voorzichtig mag maken. Toch is de vraag naar meer ervaring op zichzelf beschouwd positief te waarderen, vinden zij. Maar er is ook een onbijbels verlangen: het zoeken naar een bovennatuurlijke inwendige stem van de Heilige Geest, buiten de heilige Schrift om. Gods Geest is vrij om te gaan waar Hij wil, laat Zich in Zijn Woord niet opsluiten. Maar wij zijn wel aan de Schrift gebonden.
Onbijbels is het ook als men naast de ’gewone’ doop een extra doop, die met de Geest, zoekt. Overtuigend laat ds. Ten Brinke zien dat in de Bijbel het ”gedoopt worden met de Geest” niets anders betekent dan het vervuld worden met de Heilige Geest.
Ook onterecht is de idee dat een christen een soort tweede fase in zijn geestelijk leven kan ontvangen. Dat extra -spreken in tongen, genezingen en het zegenen met kracht- zou een mens doen uitstijgen boven een ’gewoon’ christen. Zo wordt op onbijbelse wijze een onderscheid tussen twee soorten christenen gemaakt. Op de tegenwerping dat spreken in tongen toch in de Bijbel voorkomt, geven de auteurs een bijbelgetrouw en evenwichtig antwoord.
Gebedsgenezing
Veel waardering heb ik voor het hoofdstuk over gebedsgenezing, een thema van grote actuele waarde. Te denken valt aan de genezingsbedieningen van het echtpaar Ermenike en Jan Zijlstra. Velen zijn erdoor in verwarring geraakt. Zelfs dienaren van het Woord die leiding hadden moeten geven. Hier en daar wordt zelfs van een opwekking gesproken.
De auteurs van ”Meer dan genoeg” laten een nuchterder geluid horen. Ze leggen recente genezingsdiensten naast de kenmerken van genezingen in de Bijbel. Conclusie: Er moeten grote vraagtekens worden gezet bij activiteiten van de huidige ’genezers’. Te vrezen valt dat ze in bijbels licht niet houdbaar zijn. Enkele fundamentele bezwaren: de zieke wordt op zijn eigen geloofskracht teruggeworpen. Er wordt geestelijke schade toegebracht aan de zieke en zijn omgeving. De boodschap dat God geen ziekte zou willen, is misleidend en ongenuanceerd.
”Meer dan genoeg” is een moedig boek: de schrijvers durven in te gaan tegen een trend die weliswaar de tijd mee heeft, maar afwijkt van Gods Woord. Ze laten zien dat veel van de verschijnselen de toets van Gods Woord niet kunnen doorstaan. Om het met het slothoofdstuk te zeggen: „het verlangen kan zo sterk zijn dat er iets aan de Bijbel wordt toegeschreven, wat er niet te vinden is.”
Ander evangelie
Schrijvers als dr. J. W. Maris schromen niet om de gangmakers van deze ontwikkelingen met name aan te wijzen. Zo noemt hij de Evangelische Alliantie en de Evangelische Omroep. Maris vindt het „merkwaardig” dat binnen de reformatorische kerken, onder meer door de IZB, van de Alpha-cursus gebruik wordt gemaakt. Deze cursus blijkt een van de kanalen te zijn waardoor de charismatische beweging in de kerken van gereformeerd belijden ingang krijgt. Of, zo vraagt hij, „is het tekenend voor de argeloze manier waarop charismatisch gedachtegoed in de kerken wordt binnengehaald?”
Wat is het grote bezwaar tegen de gesignaleerde ontwikkelingen? Prof. Maris raakt het kernpunt: „Het is geen kleinigheid als wij de Heere Jezus Christus achter Zijn Geest schuil laten gaan.” En dat terwijl de Heilige Geest gezonden is om Hem te verheerlijken. Christus wordt van Zijn eer beroofd. Aan de eenzijdigheid van Gods genade wordt tekortgedaan. Hier past de „bloedernstige waarschuwing” voor een ”andere Jezus”, een ”andere Geest” en een ”ander Evangelie”. Maar een ander Evangelie is geen Evangelie, het brengt zielen op een dwaalspoor! De terechte conclusie van het boek is dan ook dat „wij meer dan genoeg hebben aan wat God ons geeft in de heilige Schrift, in Christus en in de boodschap van genade, geloof en bekering.”
Gelovige gemeente
Toch is mijn uiteindelijke oordeel over ”Meer dan genoeg” niet helemaal positief. Een levensgroot bezwaar vind ik het massieve spreken over geloof en heil, dat ik in vrijwel het hele boek aantref, met name bij de vrijgemaakte auteurs.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit het citaat waarmee het boek begint. Daarin wordt een fictief persoon die zegt christen te zijn, aangesproken. Natuurlijk, hij gelooft, is gedoopt, heeft belijdenis gedaan, is actief. En hij verlangt naar meer van de Geest. Het boek is een antwoord op dat verlangen naar meer toewijding en blijdschap. Maar de veronderstelling is telkens: „Natuurlijk, jij bent een christen…”
Ik haast me te erkennen dat ook wordt gesproken over wedergeboorte en bekering. Een enkele keer klinkt de opmerking dat de weg van Gods genade de weg is van het besef genade nodig te hebben. Zelfs wordt op een van de laatste pagina’s gewezen op de grote scheiding: „voor eeuwig gered te worden of voor eeuwig verloren te gaan.” Toch blijft het bij deze geïsoleerde opmerkingen, en daarom functioneren ze niet echt. De gemeente is per definitie de gelovende gemeente. Dat er tweeërlei kinderen des verbonds zijn, komt niet uit de verf.
Symptomatisch voor deze visie is het tweede hoofdstuk. Dat wil een antwoord zijn op de vraag: Hoe word ik vervuld met de Geest? Maar is het onterecht te verwachten dat hier de toe-eigening des heils aan de orde zou komen? Prof. L. H. van der Meiden sprak ooit over de bijzondere geesteswerking met het Woord. Daarbij maakte hij onderscheid tussen het algemene en het zaligmakende werk van de Heilige Geest. Hij wees de weg aan die de Heilige Geest gaat in de overtuiging van zondaren en in de openbaring van Christus in hun hart. Het contrast met dit boek is groot. Hoofdstuk twee eindigt met deze woorden: „Christus geeft Zijn Geest in overvloed. Wil je vervuld worden met die Geest? Bid, geloof en zet je in om naar de wil van God te leven. Als zegen daarop mogen we verwachten dat we steeds weer en steeds meer echt leven met God, en God met ons, zoals Hij het altijd bedoeld heeft: Hij onze God; wij zijn volk.”