Dr. Johan Mouthaan: Bij gereformeerden is sprake van toeleven naar geloofszekerheid uit Heidelberger
In de praktijk van het geloofsleven is er sprake van een groeiproces richting zekerheid. Door dat te stellen, konden gereformeerde theologen een plicht tot geloof voor alle hoorders vasthouden, zónder daarbij in ongerijmdheid te vervallen.
Dat stelde dr. Johan Mouthaan donderdagmiddag tijdens de verdediging van zijn proefschrift ”Belofte en bevel”. De plechtigheid, die zo’n negentig bezoekers trok, vond plaats in het academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen.
Spannend werd de drie kwartier durende verdediging bij een vraag van dr. Pieter Rouwendal (Theologische Universiteit Apeldoorn). Hij haalde de theoloog dr. Phillip Cary aan, die stelt dat de gereformeerde theologie leidt tot ongerijmdheid. Alle hoorders van het Woord zouden namelijk verplicht zijn om datgene te geloven waartoe ze pas toestemming krijgen als ze blijken te geloven, namelijk dat Christus voor hen gestorven is.
Mouthaan stelt in zijn proefschrift dat dit niet per se tegenstrijdig is. De door hem onderzochte theologen –actief na de Dordtse Synode van 1618-1619– brachten namelijk een orde aan in de uitvoering van de geloofsplicht, waardoor hoorders niet allereerst moeten geloven dat Christus voor hen gestorven is, maar bijvoorbeeld dat het Evangelie waar is. De promovendus vond die orde een „verheldering”.
Daarmee was Rouwendal niet tevreden. De Heidelbergse Catechismus beschrijft het geloof in vraag 21 als „een vast vertrouwen dat ook míj vergeving der zonden geschonken is”. Als dat in de gereformeerde leer het wezen van de geloofsdaad is, kunnen gereformeerden niet tegelijk stellen dat zij alle mensen tot het geloof oproepen, stelde Rouwendal. Hij vroeg zich af of Mouthaan en de door hem onderzochte theologen de catechismusvraag juist interpreteerden.
„Geloofszekerheid kan er zíjn zonder dat dat altijd een kwestie is van het jezelf bewust zijn ervan” - Dr. Johan Mouthaan, auteur ”Belofte en bevel”
Probleem
Mouthaan zei echter geen aanwijzing te hebben „dat de theologen de catechismus tegen zijn bedoeling in gebruiken.” Ze nemen de definitie van het geloof daaruit over, „maar vatten die niet zo absoluut op. Ze erkennen dat er een zeker toeleven is naar het geloof van vraag 21, waarbij zowel de belofte als zelfreflectie een plaats hebben.”
Dat Cary in de gereformeerde visie een tegenstrijdigheid ziet tussen de geloofsplicht en de noodzaak van zelfonderzoek, komt volgens Mouthaan doordat in Cary’s geloofsbegrip geen voortgaand proces kan bestaan. „Cary heeft een afkeer van zelfreflectie en voorwaardelijkheid, doordat hij denkt vanuit de lutherse avondmaalsleer.”
Een onderscheid dat in dezen kan verhelderen, is dat tussen zijn en bewustzijn, veronderstelde Mouthaan. „Geloofszekerheid kan er zíjn zonder dat dat altijd een kwestie is van het jezelf ervan bewust zijn.”
Prof. dr. Todd Weir (Groningen) vroeg Mouthaan of het geloof bij gereformeerden het enige criterium is voor zelfonderzoek. Mouthaan: „Er worden wel andere tekenen van verkiezing genoemd, maar die kunnen er hooguit op wijzen dat het geloof er is. Het geloof is het teken bij uitstek.” Dat geloof bewijst het werk van de Heilige Geest in het hart. Dat leidt tot verkiezingszekerheid, iets wat volgens Mouthaan nieuw is in de gereformeerde traditie ten opzichte van de middeleeuwse augustijnse traditie.
„Mouthaans herbronning kan zorgen voor kalmte in discussies over gereformeerde theologie” - Dr. Jo Spaans, theoloog Universiteit Utrecht
Discussies
De in totaal vier opponenten uitten waardering voor de helderheid van Mouthaans proefschrift. Copromotor dr. Jo Spaans (Universiteit Utrecht) prees Mouthaans „pioniersarbeid” in het lezen van bronnen, waaronder ongedrukte en Latijnse werken. „Je ziet niet vaak een boek waarin de lijsten met primaire en secundaire literatuur even lang zijn.”
Spaans constateerde dat Mouthaan bij het onderzoek zijn kerkelijke gemeenschap niet uit het oog verloor. Zijn „herbronning op de gereformeerde orthodoxie kan zorgen voor kalmte en evenwicht in discussies over de gereformeerde theologie na Dordt.”