Volgens het persbureau AFP heeft de pro–Syrische president Lahoud het parlement 48 uur gegeven om een nieuwe minister–president voor te dragen. Net als Karami moet die uit de soennitische gemeenschap komen.

In Libanon zijn de belangrijkste posten tussen de religieuze gemeenschappen verdeeld. De christenen leveren de president, de soennieten de premier en de sjiieten de voorzitter van het parlement.

Druzenleider Jumblatt, die zich als oppositieleider manifesteert, wil een „neutrale" overgangsregering. Die moet het vertrek van de Syrische troepen regelen en parlementsverkiezingen voorbereiden.

Met het aftreden van Karami is een wens van de oppositie ingewilligd. Daarnaast wil zij het ontslag van een aantal chefs van de veiligheidsdiensten en dat de 15.000 Syrische militairen het land verlaten.

Karami was in oktober door Lahoud op zijn post benoemd. De premier miste echter een sterke machtsbasis. Algemeen werd aangenomen dat hij na de verkiezingen in mei sowieso weer van het toneel zou verdwijnen.

Duizenden demonstranten in het centrum van Beiroet beschuldigden de regering en buurland Syrië ervan de hand te hebben gehad in de aanslag op al–Hariri. Karami en Damascus ontkennen dat ten stelligste.

Karami zei af te treden „uit bezorgdheid dat de regering anders een obstakel wordt". Hij blijft voorlopig wel aan als demissionair minister–president tot een opvolger voor hem is gevonden.