Meditatie: Nog is er plaats
Lukas 14:22
„En de dienstknecht zeide: Heere, het is geschied gelijk gij bevolen hebt, en nog is er plaats.”
Op alle mensen heeft God een onbetwistbaar recht, om van hen gehoorzaamheid aan al Zijn bevelen te eisen. Op de Joden had Hij nog een bijzondere betrekking, daar deze natie als Gods eigendom op een uitstekende wijze begunstigd was boven andere mensen. Uit dien hoofde waren zij nog des te sterker tot een bereidwillige gehoorzaamheid ten zeerste verplicht.
Dit temeer als wij inzien tot welke zaak God hen liet roepen. Deze was toch van dien aard dat zij geen ondankbare versmading, maar veeleer een allervurigste begeerte in de genodigde behoorde op te wekken. Zij werden geroepen tot een wel toebereide en kostelijke maaltijd. Lukas 14 zegt: „Een groot avondmaal”. Door dit avondmaal moeten wij verstaan de genieting van de heilsgoederen van Gods Koninkrijk, zoals die hier in beginsel, en in het hiernamaals in de volkomenheid, aan het avondmaal van de bruiloft des Lams genoten worden.
Men moet die heilsgoederen, volgens de bedoeling van de gelijkenis, vooral bezien. Zo zouden die heilsgoederen onder het Nieuwe Testament, dat nu spoedig volkomen in vervulling zou gaan, in een zeer ruime mate uitgedeeld worden.
De genadegoederen van Gods Koninkrijk worden terecht met een vorstelijke en wel toebereide maaltijd vergeleken vanwege de Gastheer, Wiens gunst te genieten het hoogste geluk der stervelingen uitmaakt – maar ook om de dure prijs tot verkrijging van die heilsgoederen.
Theodorus Adrianus Clarisse,
predikant te Amsterdam
(”Een drietal leerredenen, Lukas 14:15 tot en met 24”, 1779)