Niet elke kandidaat wil president worden
Joe Biden en Donald Trump worden niet moe te herhalen dat ze zich opofferen voor het landsbelang door zich kandidaat te stellen voor het presidentschap. Hun ambitie speelt echter ook een rol. Maar dat was niet altijd zo.
George Washington, de allereerste president van de Verenigde Staten, is bepaald niet enthousiast als hij in 1789 wordt gekozen. Zelf schrijft hij in zijn dagboek: „Ik zei Mount Vernon, mijn privéleven en mijn huiselijk geluk vaarwel. En met een gemoed dat bedrukt was door meer opgewonden en pijnlijke gevoelens dan ik onder woorden kan brengen, vertrok ik naar New York.”
Het moge duidelijk zijn: George Washington zit er bepaald niet op te wachten om de verantwoordelijkheid van het presidentiële ambt op zich te nemen. Het is hem als het ware opgedrongen.
„Grote verschil tussen toen en nu is dat voor 1850 kandidaten zelf geen rol spelen in campagne”
De allereerste president heeft ook geen campagne gevoerd om president te worden. Van een slag om de kiezer is in de beginjaren van de Amerikaanse republiek nog geen sprake en polarisatie is er in die tijd niet. Washington, die tot geen enkele politieke partij behoort, wordt unaniem gekozen. Dat bewijst dat hij breed vertrouwen heeft. Als belangrijke grondlegger van de democratisch ingerichte republiek wordt hij gezien als de Amerikaanse Vader des Vaderlands.
Kiezen
Het gebruik dat ten minste twee kandidaten strijden om de meerderheid te behalen, ontstaat in 1796 als de tweede ambtstermijn van Washington afgelopen is. De stembusstrijd gaat dan tussen John Adams en Thomas Jefferson. Vanaf die tijd valt er iets te kiezen.
Het grote verschil tussen toen en nu is dat voor 1850 de kandidaten zelf geen rol spelen in de campagne. Zij blijven onzichtbaar. De strijd om het ambt wordt gevoerd door de aanhangers van de kandidaten. En net zoals nu is het een strijd waar men probeert de politieke tegenstander te besmeuren met pek en veren.
De kandidaten weten officieel niet wat er allemaal wordt gezegd. Het verhaal gaat dat als Thomas Jefferson in 1796 wordt meegedeeld dat hij de verkiezingen heeft verloren, hij zegt: „Ik weet niet eens dat ik kandidaat was.” Ook in de volgende twee decennia blijven de presidentskandidaten gedurende de campagne buiten beeld.
Rivaal
Dat verandert in zekere mate in de jaren twintig van de 19e eeuw. Bij de verkiezingen van 1824 verliest voormalig generaal Andrew Jackson. Hij heeft weliswaar de meeste stemmen verzameld, maar behaalt geen meerderheid in het Kiescollege. Het Huis van Afgevaardigden moet daarom beslissen en dat kiest voor zijn rivaal John Quincy Adams.
Jackson is verbolgen en gaat zijn achterban mobiliseren om bij de volgende stembusstrijd de overwinning binnen te slepen. Weliswaar blijft hijzelf buiten beeld, maar vanaf zijn plantage in Tennessee regisseert hij de campagne. En met succes, want hij wint in 1828.
„Kandidaat-president laat per kerende post laat weten of hij de nominatie aanvaardt”
Die mobilisatie van de kiezer komt mogelijk ook door de veranderingen in de manier van kiezen die de Verenigde Staten in 1828 doorvoeren. Tot die tijd zijn het de parlementen van de verschillende staten die de kandidaten kiezen. Maar vanaf dit jaar mogen de burgers zelf hun stem uitbrengen op een van de kandidaten. Dat betekent dat het politieke strijdtoneel zich verplaatst van de parlementszalen naar de marktpleinen en conferentiezalen. De gunst van de burgers moet immers gewonnen worden. Die moet wel overwogen zijn stem kunnen uitbrengen.
De nieuwe stemprocedure heeft ook tot gevolg dat vanaf 1832 partijconventies worden gehouden. Daar worden de kandidaten voor het presidentschap en het vicepresidentschap aangewezen.
Coulissen
Ook na die veranderingen bleven de kandidaten nog buiten beeld. Zij waren niet aanwezig op de conventies, ook niet vanaf het moment dat hun kandidatuur bekend werd. Tegenwoordig is de bekendmaking van de nominatie het moment waarop de kandidaat vanachter de coulissen het podium betreedt en de speech houdt waarin hij zegt zijn kandidatuur te aanvaarden.
Die afwezigheid van de kandidaat in vroeger jaren heeft als gevolg dat deze geïnformeerd moet worden over zijn nominatie. Telegraaf, telefoon en andere snelle communicatiemiddelen zijn er in de eerste helft van de 19e eeuw nog niet. Dus moet een brief worden gestuurd naar de kandidaat, die dan vervolgens per kerende post laat weten of hij de nominatie aanvaardt.
Het ligt voor de hand dat kandidaten zich vereerd voelen en daarom zo snel mogelijk hun antwoord sturen. Maar dat gebeurt in 1848 in ieder geval niet. In de stad Philadelphia komt de conventie bijeen van de Whig Partij (een voorloper van de huidige Republikeinse Partij). Generaal Zachary Taylor uit de staat Louisiana wordt genomineerd. Er gaat een brief naar hem toe. Maar er komt geen antwoord. De oorzaak? De brief die vanaf de conventie is gestuurd draagt geen postzegel en Taylor opent geen ongefrankeerde post. Dergelijke brieven gooit hij direct in de prullenbak. Omdat antwoord uitblijft, stuurt het partijbestuur een tweede brief. Die is wel van een postzegel voorzien. En? Zachary Taylor schrijft nog dezelfde dag een antwoord. Hij aanvaardt de nominatie. Het presidentiële ambt is begerenswaardig.