Meditatie: Vrees niet
Genesis 15:1b
„Vrees niet, Abram, Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.”
De vrees heeft haar oorsprong en wordt geboren uit een zucht en trek die alle mensen hebben. De vrees als vrees is op zichzelf geen aangename noch wenselijke zaak, omdat ze altijd enige bekommering van kwaad insluit. Daarom wordt de vrees in de Bijbel vaak ook afgekeurd, en de kinderen des Heeren ontraden. Zie maar in Genesis 15:1: „Vrees niet, Abram, Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.”
Daar is echter een vrees die goed is en overal in de Schrift als een prijzenswaardige deugd wordt opgegeven. Een vrees waaraan zelfs de grootste en dierbaarste beloften zijn verbonden: de vrees des Heeren, waarvan hier gesproken wordt. Niet de slaafse __ vrees, die doorgaans heerst in de boezem van de goddelozen, omdat zij God moeten aanmerken als een vergramd en toornig Rechter: de zonde onverzoend, de wet met haar ijselijke dondervloeken tegen hen gewapend, de duivel als hun tiran en moordbeul, de dood als hun schuldeiser; ja de hel en helse verdoemenis als hun verwezen kerker! Maar de kinderlijke __ vrees, die in het hart van de bond- en gunstgenoten des HEEREN als de schoonste deugd alleen haar zitplaats heeft, die is ook het beginsel van de ware wijsheid. Zonder die kan de wereld niet staande blijven, noch enige deugd plaatshebben. Treffend zijn hierbij de woorden van Lactantius: „De vreze Gods is de bron van alle menselijke samenleving.”
_Petrus Nahuys,
predikant te Monnickendam
(”Verzameling van veertien uitgezochte en stichtelijke afscheids- als intree- en andere predicatiën”, 1766)_