Europese verkiezingen in drie vragen uitgelegd
Op 6 juni mogen Nederlanders naar de stembus. Hoe werken de Europese verkiezingen? Drie vragen en antwoorden.
Hoe werkt het om naar de stembus te gaan?
Elke vijf jaar wordt een nieuw Europees Parlement gekozen.
Nederlanders mogen dit jaar op donderdag 6 juni naar de stembus. De meeste Europeanen stemmen echter op zondag 9 juni. De Akte die ten grondslag ligt aan de Europese verkiezingen bepaalt dat de Europese verkiezingen plaats moeten vinden in een periode van donderdag tot en met zondag.
Lidstaten zijn vrij om de verkiezingen naar eigen believen te organiseren. Nederlanders kunnen stemmen op de kandidaat van hun voorkeur, terwijl Duitsers en Fransen op een partijlijst stemmen. Ook hanteren veel lidstaten een kiesdrempel, variërend van 1,8 procent tot 5 procent.
In België, Bulgarije, Griekenland en Luxemburg geldt een stemplicht. De Belgische regering bepaalt ook dat scholieren van 16 of 17 jaar verplicht zijn te stemmen – al wordt daar niet op gehandhaafd. In de meeste EU-lidstaten zijn ingezetenen vanaf 18 jaar kiesgerechtigd. Italianen mogen vanaf hun 25e levensjaar naar de stembus.
De gemiddelde opkomst in Europa lag in 2019 rond de 50 procent. In Nederland zal de opkomst dit jaar in lijn zijn met die van 2019, suggereren de cijfers . In een peiling van onderzoeksbureau Ipsos zei 57 procent van de ondervraagden in maart ”zeker” te gaan stemmen. In 2019 lag dat cijfer op 54 procent, en ging 40 procent daadwerkelijk naar de stembus.
Op wie kan ik stemmen?
Hoe groter de lidstaat, des te meer zetels in het Europees Parlement. Duitsland heeft met 96 zetels de meeste Europarlementariërs, gevolgd door Frankrijk (81) en Italië (76). Cyprus, Luxemburg en Malta, elk met 6 zetels, hebben de kleinste afvaardiging. Nederland krijgt 31 van de 720 zetels toegewezen.
Enkele Nederlandse partijen zijn nu niet vertegenwoordigd in het Europees Parlement, maar hopen er na de verkiezingen in te komen. Volgens peilingen kan nieuwkomer PVV op 9 zetels rekenen, Volt op 2 zetels en BBB, NSC en SP elk op 1 zetel. ChristenUnie en FvD zouden uit het Europees Parlement verdwijnen.
Bij de verkiezingen kunnen Nederlanders uitsluitend stemmen op een Nederlandse kandidaat. Nationale partijen sluiten zich doorgaans echter aan bij een van de overkoepelende Eurofracties. Zo behoren het CDA en de ChristenUnie tot dezelfde christendemocratische EVP-fractie en beogen ook BBB en NSC toetreding tot de EVP. Binnen Eurofracties geldt niet altijd een strenge fractiediscipline: partijen kunnen verschillend stemmen.
Heb ik met mijn stem invloed op het Europese wetgevingsproces?
Het Europees Parlement is het enige EU-orgaan waarvan de leden rechtstreeks worden gekozen. Samen met de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie, met daarin de verschillende vakministers uit de 27 lidstaten, maakt het Parlement Europese wet- en regelgeving. De Europese Raad van regeringsleiders bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten van de EU.
Het nieuwgekozen Parlement zal na de verkiezingen eerst groen licht moeten geven aan de benoeming van de 27 door de lidstaten voorgedragen Eurocommissarissen, en de Commissievoorzitter. Ook moeten Europarlementariërs instemmen met de nieuwe EU-begroting en zijn ze belast met het controleren van de andere EU-instellingen – ze kunnen zelfs de gehele Commissie naar huis sturen.
Anders dan de Tweede Kamer heeft het Europees Parlement niet het recht om wetten voor te stellen. Dat is aan de Commissie. Wel kunnen Europarlementariërs met resoluties oproepen tot actie. Maar het is aan de Commissie om daar gehoor aan te geven.
In de gewone wetgevingsprocedure van de EU heeft het Europees Parlement echter wel een stem. De Commissie legt weliswaar als een soort Europees kabinet wetsvoorstellen voor. Maar vervolgens kan het Europees Parlement die afwijzen, aannemen of een wijzigingsvoorstel indienen. Vervolgens buigt ook de Raad zich over het Commissievoorstel. In de zogeheten triloogfase onderhandelen het Parlement en de Raad over de tekst en komen tot een compromis. Als beide organen daarmee instemmen, is de nieuwe wetgeving een feit en moet deze door alle lidstaten worden omgezet in nationaal recht.