Meditatie: Heden, verleden en toekomst
In het Nieuwe Testament staan die bekende woorden, die vaak worden genoemd tijdens de verkondiging: „Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid” (Hebr. 13:8).
Ze gaan over het verleden, het heden en de toekomst. Ze spreken van onveranderlijkheid en dienen als bemoediging in moeilijke situaties. Wie zijn vertrouwen op Jezus Christus stelt, zal daarin niet beschaamd worden.
In het Oude Testament komen we deze woorden ook tegen. In Psalm 73 worden ze genoemd en hebben betrekking op God Zelf. „Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.” Ze gaan over het verleden, het heden en de toekomst.
„Het is genade dat Hij mij bij de hand gevat heeft en mij dag aan dag leidt” - Ds. A. Vastenhoud
Het verleden: „Gij hebt mijn rechterhand gevat.” Daarbij mag u denken aan een klein meisje dat met haar moeder aan het wandelen is. Ze kan nog niet zo goed lopen en op een gegeven moment struikelt dat meisje en valt op de grond. Moeder is er direct bij. Ze pakt de handjes van haar dochtertje en tilt haar overeind, waarna ze weer verder wandelen. Moeder houdt haar dochtertje stevig vast en laat haar niet meer los. Ze wil voorkomen dat haar kind nog een keer valt en zich bezeert.
Zo mag in het geloof beleden worden dat de Heere God Zijn handen naar mij uitgestrekt heeft om mij op te tillen uit de zonde en de schuld in mijn leven. Hij houdt mij stevig vast om mij te leiden op de weg van de vrede. De weg achter Hem aan. Ik heb Zijn hand niet vastgepakt, maar Hij heeft mijn hand vastgepakt. En ook al ben ik Hem niet altijd gehoorzaam, want mijn oude mens gaat steeds weer tegen Hem in, toch vertrouw ik erop dat niets of niemand mij nog uit Zijn hand kan losrukken. Hij laat mij nooit meer los.
Het heden: „Gij zult mij leiden door Uw raad.” Mijn leven is niet overgeleverd aan het toeval. Mijn leven dwarrelt niet zoals een blad dat door de wind wordt weggeblazen. Maar mijn weg ligt vast in de handen van de Heere God. Mijn roeping, mijn gaven, mijn talenten, mijn vreugde, mijn verdriet, mijn pijn, mijn moeite, mijn lijden om Christus’ wil en ook mijn sterven. Hij is er steeds bij, ook als ik het niet ervaar, dan mag ik het in geloof toch belijden. Het is geloofstaal.
De toekomst: „Daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.” Daar spreekt verwachting uit. Nadat het leven hier op aarde ophoudt, is er een ”daarna”. En dat ”daarna” is geen onzekerheid, maar een heerlijkheid die Hij mij dan zal schenken. Deze woorden staan er niet als een gebed: „Wilt Gij mij daarna in heerlijkheid opnemen?” Nee, het staat er als een belijdenis: „Daarna zúlt Gij mij in heerlijkheid opnemen.” Hij neemt mij op. Ik hoef niet zelf die heerlijkheid te verdienen om die te bereiken. Nee, Hij neemt mij op in Zijn heerlijkheid, die tot in eeuwigheid zal duren. Het is genade dat Hij mij bij de hand gevat heeft. Het is genade dat Hij mij dag aan dag leidt. En het is genade dat Hij mij aan het einde van mijn leven zal opnemen in Zijn heerlijkheid. Het is een en al genade. Wat een geweldige God hebben we toch. Aan Hem alle eer!