ECB maakt zich op voor eerste rentestapje omlaag
Een eerste rentestapje naar beneden lijkt vrijwel zeker. President Christine Lagarde van de Europese Centrale Bank (ECB) bevestigde het vorige week nog eens: „De kans dat we op 6 juni de rente verlagen is zeer groot.”
In een toelichting na afloop van de vergadering in april sorteerde zij er al nadrukkelijk op voor. Zij noemde die omslag toen „passend” mits aanvullende informatie „voldoende vertrouwen” zou geven in een verdere ontwikkeling van de inflatie in de richting van de beoogde 2 procent. President Klaas Knot van De Nederlandsche Bank (DNB), die ook in Frankfurt aan tafel zit om mee te beslissen over de monetaire politiek, hanteerde half mei dezelfde bewoordingen: „Als de binnenkomende data het huidige beeld ondersteunen, is het passend om onze voet van de rem te halen.” Een belangrijke risicofactor is de omvang van de loonstijgingen. Die mag geen munitie bieden voor nieuwe forse prijsverhogingen.
„Als de binnenkomende data het huidige beeld ondersteunen, is het passend om onze voet van de rem te halen” - Klaas Knot, president DNB
Enkele ECB-bestuurders hadden de vorige keer al aangedrongen op een versoepeling. Zij vinden dat de huidige recordstand van de rente de economische activiteit sterker afknijpt dan nodig. Maar bij de meerderheid overheerst voorzichtigheid. Het verleden heeft namelijk geleerd dat te vroeg de teugels laten vieren, kan leiden tot een weer oplaaien van de geldontwaarding.
Moeizaam
Voornaamste aanknopingspunt voor het handelen van de bank is de inflatie. Het jongste cijfer, dat de verandering van het prijspeil aangeeft ten opzichte van twaalf maanden eerder, bedroeg voor het geheel van de eurozone 2,4 procent. De doelstelling van 2 procent is dus nog niet bereikt en het laatste stukje erheen verloopt moeizaam. Daardoor heeft een eerste verlaging van de rente langer op zich laten wachten dan de markten eerder voorzagen en zal de verdere weg waarschijnlijk minder snel worden afgelegd, al zegt Lagarde ervan overtuigd te zijn dat de inflatie onder controle is.
De neerwaartse ontwikkeling zit bij veel transacties al ingeprijsd. De hypotheekrente voor tien jaar vast bijvoorbeeld staat nu op gemiddeld 3,9 procent, terwijl de kredietverstrekkers begin november contracten afsloten tegen 4,5 procent. In januari zakte het percentage naar 3,8, maar doordat de teruggang van de inflatie haperde, trad daarna weer een lichte stijging op.
Inflatiepiek
De rente heeft een stormachtige periode achter de rug. Na de coronapandemie tekende zich een robuust economisch herstel af. Mondiaal kon het aanbod de sterke vraag niet bijbenen, waardoor grondstoffen en vervoer flink duurder werden. De inval van Rusland in Oekraïne in februari 2022 veroorzaakte een nog heviger schok. De energierekening van bedrijven en burgers explodeerde. Dat vertaalde zich over de volle breedte van producten en diensten in een golf van prijsverhogingen, met in Nederland een inflatiepiek in de buurt van de 15 procent.
De ontsporing noopte de centrale banken tot krachtig ingrijpen. Het klassieke recept: leningen duurder maken, om langs die weg aankopen en investeringen af te remmen en daarmee de prijsdruk te verminderen. Vanaf juli 2022 trok de ECB stevig aan de noodrem en schoot de beleidsrente in ruim een jaar via een reeks van snel opeenvolgende maatregelen van -0,5 naar, sinds afgelopen september, 4 procent. Dit zogeheten depositotarief ontvangen commerciële banken zoals ING en Rabo over de kasvoorraad die zij stallen in Frankfurt. Het bevindt zich momenteel op het hoogste niveau in het ruim 25-jarig bestaan van de daar gevestigde instelling. Tussen 2014 en 2022 opereerde die met een negatief percentage. Dat betekende voor de banken dat zij toen geld moesten toeleggen op hun tegoeden en dat lenen spotgoedkoop was. Naar die situatie keren we voorlopig zeker niet terug.
Geen gelijke tred
Ondertussen houdt het beleid in de Verenigde Staten geen gelijke tred met dat in de eurozone. Aan de overzijde van de oceaan is het optimisme over een spoedige renteverlaging getemperd. De inflatie ging er in de achterliggende maanden weer licht omhoog. In maart lag ze op 3,5 procent, het hoogste peil sinds september. Bovendien, terwijl de Europese economie qua groeitempo kwakkelt, blijft de Amerikaanse goed op koers en heeft die een monetaire impuls niet nodig. Voorzitter Jerome Powell van de Federal Reserve (Fed), het stelsel van centrale banken, heeft aangegeven dat een rentedaling in juni vrijwel zeker van de baan is. In april zakte de inflatie in de VS overigens weer wat, tot 3,4 procent, maar nog altijd een flink eind boven de ook daar nagestreefde 2 procent.
Als de rentekloof tussen de VS en Europa groter wordt, doordat de Fed langer vasthoudt aan het restrictief beleid, vergroot dat de aantrekkelijkheid van tegoeden in dollars. Dat leidt tot een hogere koers van die munt tegenover de euro, maakt importen van de eurozone duurder en helpt hier niet mee aan een verdere daling van de inflatie.
„Er is een hoge mate van onzekerheid, we zullen zien hoe de economische gegevens zich ontwikkelen” - Luis de Guindos, vicepresident ECB
Of in Europa het keerpunt van de rente de opmaat vormt voor een reeks van stapjes omlaag, moeten we afwachten. De ECB doet wat dat betreft geen voorspellingen. Luis de Guindos, een van de directieleden en vicepresident, zei hierover recent: „Er is een hoge mate van onzekerheid, we zullen zien hoe de economische gegevens zich ontwikkelen.” Zijn collega Isabel Schnabel opteert in ieder geval voor een pauze. Voorzichtig te werk gaan en „onszelf voldoende tijd gunnen om te zien wat er gebeurt”, verklaarde ze deze maand in een interview.